Astrachan, dialoog aan de Wolga. "Daar zit geen woord joods bij."

———————

Een paar dagen eerder was ik in een park in Wolgograd al iemand tegengekomen in een T-shirt met in grote letters: AMSTERDAM. Maar wat ik aantrof in Astrachan aan de oever van de Wolga, ging daar natuurlijk vele malen overheen: een echt shirt van Ons Aller Oranje. Het kwam uit Rotterdam.

“Ja, ik ben zeeman. Боцман (bootsman).” Die voorzet kon ik zo inkoppen. “Ah, Боцман, een Nederlands woord!” “Ja, боцман, лоцман, daar zit geen woord joods bij.” 

Hij was in Rotterdam met zijn neus in de boter gevallen, want het was net Koningsdag. “Vanwege jullie Willem III.” (Hij bedoelde natuurlijk gewoon Willy.). “Het was allemaal wel een beetje duur, maar wat een feest was dat!” 

Iemand die iets verderop stond te vissen, mengde zich luidruchtig in het gesprek. “Hé, je moet dáár fotograferen, achter je, een zeemeermin!” Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar nee. Daar, achter me, in de Wolga, zwom inderdaad een zeemeermin, die de hond uitliet.  

Mijn bankpasje en de aardige jongelui van Wolgograd

———————


Iets dergelijks was me in Jekaterinburg ook al overkomen, een jaar geleden. Dat het niet boterde tussen mij en de stad. Totdat, plots … 

Ik was nu anderhalve dag in Wolgograd, de stad langs de Wolga, die onder de naam Stalingrad op een haar na van de aardbodem was weggevaagd. Om nou te zeggen dat ik onder de indruk was en me er thuis voelde, nou nee. Ja, dat oorlogsverleden, daar kon je niet omheen - het was ook de voornaamste reden geweest om nu eindelijk  eens zo ver naar het zuiden van Rusland af te reizen. Vooral de ‘in tact’ gelaten ruïne van de graanmaalderij van Gerhardt (eigenlijk aangrijpender dan de complete inhoud van het grote oorlogsmuseum ernaast) had me geraakt. Starend naar die resterende oranje-rode bakstenen, zo’n beetje aan de Wolga, werd me pas echt duidelijk hoezeer de dappere Russen met hun rug tegen de muur, tegen het water van de rivier, hadden gestaan.

De maalderij van Gerhardt

Maar streepte je dat oorlogsthema weg, wat bleef er dan nog over van Wolgograd? Niet veel. Totdat … 

Ik had dorst - niet vreemd in een stad waar de warme steppewind voortdurend aanwezig is. Ik liep langs een soort café met, dat zag ik door de ruit, een heleboel soorten taart op de kaart en een welvarende clientèle. Vrouwen met dure brillen en korte rokken, dat werk. Ach, wat kon het me schelen. Ik had trek in thee (en taart) en ging naar binnen.

Bij de vitrine met gebak moest je bestellen. Een aardige jongedame (geen dure bril, geen korte rok) vertelde me alles over de stukken taart die stonden te stralen achter glas. Ik koos er eentje met twee frambozen erop en bestelde ook een kop thee met - ik paste me soepel aan aan mijn omgeving - karwij. Dat ging allemaal heel vlot, alleen het betalen wilde niet lukken. Mijn ING-pasje werd niet herkend en ook mijn pasje van de Rabo-bank kwam niet door de keuring. Ik betaalde contant en zocht een plekje. 

De aardige jongedame zette een kan voor me neer met water en groene slierten. “Is dat de thee?”, vroeg ik. “Nee”, zei ze, “dat is water, de thee komt zo. Komt u uit Holland?” Ik was aangenaam verrast. Aan mijn accent kon ze me niet herkend hebben (dat heb ik namelijk niet of nauwelijks, waarover straks meer). Ik begreep dat het mijn bankpasjes moesten zijn geweest. “Ja, Rabo”, zei ze. “Ik ben pas in Holland geweest, en daar heb je overal Rabo.” Ze vertelde dat ze het geweldig had gevonden en dat ze zelfs een bezoek had gebracht aan Zeeland. En dat daar maar weinig mensen Engels spraken. Volgens mij valt dat wel mee, maar ik zei dat dat kwam doordat daar vooral Duitse toeristen zaten.

De thee kwam, de taart ging op en ik liep richting de deur. Ik keek even naar de kassa. Ze zag me vertrekken en… ze zwaaide. Wolgograd, oh Wolgograd, waar was je toch al die tijd…

Ik liep langs de kade met lege steigers. De rondvaartboten en cruiseschepen waren kennelijk net uitgevaren. Aan het eind kwam ik langs een gebouw met grote ruiten, het leek wel een kantine. Binnen zaten - daar keek ik van op - muzikanten met lessenaars vol bladmuziek. Aan de korte zijde van het gebouw kon je naar binnen. Nog vrolijk van de zwaaiende jongedame, viel ik midden in een concert met veel balalaika’s, een droeve klarinet en ook een drumstel. En het was prachtig! Een klein volksmuziekorkest leverde hier, in wat geloof ik de foyer van een grote concertzaal was, met een kort, gevarieerd programma de opmaat voor het zomerseizoen. Je kon een abonnement aanschaffen, en buiten lag de Wolga.


Ik stapte de droge warmte weer in en liep nog wat verder langs de rivier. In de schaduw van een hoge kademuur zat een jong stel. Die wil ik op de foto, dacht ik meteen, want de muur waar ze tegenaan zaten, vormde een mooie achtergrond; hij bewoog bijna van de graffiti. “Wat voor fototoestel is dat?”, vroeg het meisje, nog voordat ik iets over een foto had kunnen zeggen. Ze wilde niet geloven dat ik geen Rus was (“Echt niet? Helemáál niet?”), en met dat compliment voor mijn accentloze Russisch kon mijn dag, die plots toch al zo mooi was, helemaal niet meer stuk.

Bezoekt u toch vooral Wolgograd. Het is een leuk stad.  

Dit is een ijselijk stel hoor!… Hét Russische ijshockeylied kwam uit onverwachte hoek.

——————-

President Poetin ontvangt componist Pachmoetova en tekstdichter Dobronravov

President Poetin ontvangt componist Pachmoetova en tekstdichter Dobronravov


In Rusland – en ook daarbuiten, trouwens – ben ik nog nooit naar een ijshockeywedstrijd geweest. Met als gevolg een opvallende lacune in mijn toch vrij uitgebreide Russische-muziekkenis. Pas zeer onlangs kwam ik namelijk hét ijshockeylied van Rusland tegen, dat (naar verluidt) elke Rus kent: Een lafaard speelt geen ijshockey. Verrassend vond ik de namen van de auteurs: componist Aleksandra Pachmoetova en tekstschrijver Nikolaj Dobronravov, die in dit geval werd bijgestaan door Sergej Grebennikov.

Pachmoetova (1929) en Dobronravov (1929) kende ik natuurlijk wel: het eerbiedwaardige schrijversduo, dat alleen al een plaatsje in de muziekhemel verdient vanwege het lied Как молоды мы были. Laten we daar eerst even naar luisteren, in een uitvoering van Dmitri Chvorostovski:


Dan lijkt het toch wel een hele stap naar een lied over ijshockey… Maar dat valt eigenlijk wel mee. Pachmoetova en Dobronravov waren (beiden leven nog, of ze nog veel schrijven weet ik niet) zeer veelzijdig. Ze behoorden tot het Sovjet-establishment en leverden naast ‘neutrale’ liedjes een grote hoeveelheid werk af over alles wat van landsbelang werd geacht; kosmonauten, Lenin, de Komsomol en ja, ook ijshockey. Want dat wás van landsbelang. Een lafaard speelt geen ijshockey verscheen in 1968. Geen sport sprak in die tijd zo tot de verbeelding in Rusland als ijshockey. De Sovjetunie was de Verenigde Staten en Canada op het ijs regelmatig de baas en de propaganda-waarde daarvan was nauwelijks te overschatten. Geen wonder dus dat een lied over die sport uit de koker kwam van officieel goedgekeurde topauteurs. Een lafaard speelt geen ijshockey is vooral bekend in de uitvoering van Edouard Khil, die overigens meer van voetbal hield dan van ijshockey:


‘Dit is een ijselijk stel hoor’, boven aan dit stukje, is natuurlijk een verwijzing naar ongeveer de bekendste zin van voetbal- en atletiekcommentator Theo Reitsma – dat moeten de ijshockeyliefhebbers mij maar vergeven. In mijn vertaling gaat ook nog een linkje schuil naar Rinus Michels – ook daarvoor mijn excuses. Het is een beetje vergezocht en u moet dat zelf maar ontdekken. Veel duidelijker – en Dobronravov maakte daar geen geheim van – is de verwijzing in de tekst naar de Veldslag op het ijs van 1242, waarin de Russen onder leiding van Alexander Nevski de Lijflandse Orde versloegen. Wat ik al zei: ijshockey was een zaak van landsbelang.

———-

In de oren galmt de vermetele muziek van de aanval
Stuur je pass preciezer naar een stick, schiet harder
En alles is OK, als het geweldige vijftal en
de doelman maar op het ijs staan

Het ijselijk stel voert een harde strijd
Wij geloven in de moed van de onverschrokken kerels
IJshockey wordt gespeeld door echte mannen
Een lafaard speelt geen ijshockey

Laat achter het doel van de tegenstander steeds vaker
Het lampje pulseren als een overwinningsbliksem
Maar is het nodig, dan vormen het geweldige vijftal
En de doelman een schitterende verdediging

Het ijselijke vriendenstel…

Vele mooie wedstrijden zullen gespeeld worden
We zullen nooit, nooit vergeten hoe in vroeger dagen
Het geweldige vijftal en de doelman
in geweldige slagen goud en bekers delfden

Het ijselijke vriendenstel…

—————

Hier nog een documentaire over Pachmoetova en Dobronravov. Bij 39.00 vertelt de legendarische ijshockeydoelman Vladislav Tretjak hoe het lied Een lafaard speelt geen ijshockey de spelers van de nationale ploeg inspireerde. (En een minuutje verder het lied dat klonk bij de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen van 1980, onder de klanken waarvan mascotte Misjka langzaam wegdreef uit het stadion.): 

De typische inwoner van zeven Russische steden

——————

62.jpg

Hoe ziet een typische inwoner/inwoonster van Moskou eruit? En van Tsjeljabinsk? En van andere steden? En hoe omschrijf je hem of haar? Tekenaarster Irina Pozdnjakova en haar broer Andrej (die voor de teksten zorgde) deden voor zeven Russische steden een poging om de stereotypen in beeld en woord te vangen. Mijn favoriet is – uiteraard, zou ik bijna zeggen – de inwoonster op leeftijd van Sint-Petersburg. Irina en Andrej komen zelf uit Novosibrisk. Ze willen nog meer steden onder handen nemen. Keuze genoeg, natuurlijk, maar doe wat mij betreft ook Voronezj maar.  

1. Tsjeljabinsk

- Vierde-generatie-metaalarbeider, weet zeker dat de kinderen de dynastie voortzetten
- Krachtig gezinshoofd, geeft twee zonen mannelijke opvoeding: reparatie auto, datsja, vissen.
- Weet wat smog-alarm inhoudt, maar probeert daar niet aan te denken
- Houdt echt van zijn stad, maar zijn droom is dat de kinderen gaan studeren in Jekaterinburg.

2. Jekaterinburg

- Geboren en getogen in de wijk Oeralmasj, en woont daar nog steeds
- Van het Oeral Polytechnisch Instituut verwijderd, niet op de fabriek gaan werken
- Kende Boetoesov, Sjachrin en Aleksandr Chabarov persoonlijk, zat samen met Aleksandr Novikov achter de tralies
- Probeert niet terug te denken aan de jaren 90, zit nu in zaken.

3. Kazan

- In de republiek geboren, heeft Russisch geleerd, is naar de stad verhuisd.
- Probeert niet buiten de grenzen van Tatarstan te reizen, hooguit naar familie.
- Kookt lekker, maar geeft de voorkeur aan zoer balisj en tokmatsj boven een vleespastei en lapsja.
- Is er heilig van overtuigd dat er geen mooiere stad is dan Kazan.

4. Moskou

- Werd Moskoviet toen hij arriveerde uit de provincie en ging studeren aan een van de vele hogeronderwijsinstellingen van de hoofdstad
- Richtte een van de eerste coöperaties op: had aan het einde van de jaren 80 twee betaal-wc’s op de Arbat
- Zat twee keer in de Stadsdoema, is nu Staatsdoema-lid, steunt zware contra-sancties
- Bezit onroerend goed in Europa, daar waar zijn kinderen wonen.

5. Vladivostok.

- Zat op de grote vaart op schepen van de Stille Oceaanvloot, reist nu op het Chinese Suifenhe
- Dealde tot 2008 in Japanse auto’s.
- Weet alles van oesters, inktvis en krab
- Helpt je aan alle soorten smokkelwaar.

6. Sint-Petersburg

62.jpg

- Geboren en getogen Peterbúrzjenka, of eerder nog Leningradka, haar ouders overleefden het Beleg.
- Doctor kunstgeschiedenis, gids (niet in vaste dienst) in een paar minder bekende musea van de stad.
- Houdt echt niet van Moskou, maar probeert provincialen smaak voor het prachtige bij te brengen.
- Niet getrouwd, voedt haar achterneefjes op.

7. Novosibirsk

- Kwam uit een districtscentrum in de tajga naar Novosibirsk om naar de universiteit te gaan.
- Weigerde een paar keer om te gaan werken in een geheim instituut, gaf de voorkeur aan ‘zuivere wetenschap’.
- Drie keer getrouwd, telkens gelukkig, de kinderen uit alle huwelijken studeren aan universiteiten in verschillende landen.
- Kent alle liedjes van Joeri Koekin uit haar hoofd.

——————————

En hier een liedje van Joeri Koekin:

Moskous treinstation in het licht van vertrek - foto's van Dima Zverev

—————————-

Binnenkort mag ik weer: een flinke treinreis maken door Rusland. Moskou-Wolgograd dit keer, achttien uur heen en achttien uur terug. Waarbij ik moet bekennen dat ik de ware Russische treinreisromantiek langzamerhand – kwestie van leeftijd – wel een beetje zat ben. Een boek proberen te lezen, terwijl iemand op anderhalve meter een gekook ei naar binnen zit te werken … Ik heb voor mijn komende reis het zekere maar voor het onzekere genomen en heb tussen Moskou en Wolgograd, heen en terug, een coupé helemaal voor mij alleen.

Als opwarmertje een aantal foto’s van fotograaf Dima Zverev, van het Moskouse Kazanski Station. Daar kom ik helemaal  niet, mijn trein vertrekt van het Paveletski Station, maar dat geeft niet. (Meer van Zverevs werk vindt u op zijn Facebookpagina.)

En om helemaal in de stemming te komen, hier de muziek waarmee de trein uit Moskou in Wolgograd wordt verwelkomd. Dat zal niet zo goed te horen zijn in de trein, ook niet als er niemand in je coupé is die erdoorheen zit te praten of luidruchtig met z’n koffer aan het schuiven gaat, maar mijn hotel is vlak bij het station, ik ga speciaal een keertje terug om dit muzikale treinschouwspel gade te slaan vanaf het perron.

Vismaffia in de USSR: doodstraf voor zwarte kaviaar - 2

———————-

(Deel 1)

Visserij-minister Isjkov

Aleksandr Isjkov, de minister van Visserij die in 1979 wegens verregaande malversaties op zijn departement met pensioen werd gestuurd, was niet zo maar een minister. Al ten tijde van Stalin was hij de eindbaas in de visbranche. Hij had in die functie Polina Molotova opgevolgd, de vrouw van minister van Buitenlandse Zaken Vjatsjeslav Molotov. Isjkov had ook onder Chroesjtsjov zijn post behouden, maar onder diens opvolger Leonid Brezjnev viel uiteindelijk toch het doek. De misstanden op zijn ministerie, de omvangrijke corruptie, het zwart geld dat breeduit door de schaduweconomie stroomde – het kwam allemaal aan de oppervlakte dankzij de inspanningen van KGB-chef Joeri Andropov en kon niet langer worden genegeerd. Isjkov kwam met zijn gedwongen pensionering nog goed weg, zijn plaatsvervanger kreeg de kogel.

De misstanden in de vissector speelden zich af tegen de achtergrond van een haperende economie. Schaarste (niet alleen aan vis, maar aan vrijwel alles) vormde een glansrijke voedingsbodem voor machinaties. Wie politieke en economische macht had en naar eigen goeddunken kon beschikken over veelgevraagde, maar moeizaam verkrijgbare levensmiddelen (om ons daartoe te beperken) had goud in handen. Ook voor de mannen van het ministerie van Visserij was de verleiding groot. Zij zaten in een extra luxe positie, omdat het Kremlin in de jaren zeventig flink inzette op vis. De vruchten van de zee moesten de gaten vullen in het dieet van de gewone Rus, die steeds moeilijker aan vlees kon komen. De vissersvloot werd gemoderniseerd, koel- en opslagcapaciteiten uitgebreid en verspreid over het land werden nieuwe, moderne viswinkels geopend onder de naam Okean.  

Een filiaal van viswinkelketen Oekan in Odessa

Daarbij gebeurde iets opmerkelijks. De detailhandel, op wat voor gebied dan ook, was altijd het exclusieve domein geweest van het ministerie van Handel. Minister Isjkov, wiens status gegroeid was met dat van de visserij, slaagde erin om dat monopolie te doorbreken. De handel in vis werd ondergebracht bij zijn ministerie, waar een speciale afdeling werd opgezet voor de afzet: Sojoezrybpromsbyt. Het ministerie van Isjkov had nu de controle over de complete keten: van de netten in de viswateren tot aan de toonbanken in de viswinkels.  

Oudgedienden van het ministerie herinneren zich hoe er nieuwe lui binnenkwamen, die wisten hoe de hazen liepen in de wereld van de handel, waar handjeklap, zwarte kassa’s en corruptie al jaren een vertrouwd verschijnsel waren. Waarom had de hoogste baas, Isjkov, zo graag een handelstak aan zijn departement willen toevoegen? Ging het hem om prestige, meer macht, meer efficiëntie? Of wilde hij simpelweg het pad effenen naar de gouden bergen, naar het grote geld dat kon worden binnengeharkt? Hoe dan ook, zijn ondergeschikten wisten van wanten. De directe toezicht op de detailhandel kwam in handen van plaatsvervangend minister Vladimir Rytov, bijgenaamd Bootsman.  Hij regelde de oprichting van de winkelketen Okean en hij was zo corrupt als iemand maar zijn kon.  

Beeld uit de tv-serie Kaviaar (2017), over de vismaffia

De lange weg die de vis aflegde naar de consument, bood talloze mogelijkheden voor bedrog. Voeg aan elke kist al op zee een kilootje extra toe die buiten de boeken blijft en je creëert in een handomdraai een reservoir aan schaduwinkomsten. Delicatessen, zoals kaviaar, leenden zich in het bijzonder voor allerlei trucs. De hogere nomenklatoera her en der in het land kon terecht in speciale winkels en kantines, waar allerlei schaarse producten voorradig waren. Hoewel sociaal onrechtvaardig, was daar nog niks illegaals aan. De prijzen in dit voor de gewone consument ontoegankelijke netwerk waren – zeker gezien de algemene schaarste elders – zo belachelijk laag, dat eerlijk blijven voor het personeel en hun bazen wel erg veel wilskracht vereiste. Deals met restaurants, die het veelvoudige voor de kaviaar overhadden, waren snel gemaakt. De deur naar grote winsten stond wagenwijd open, ook buiten dat gesloten netwerk. Een filiaal van Okean bestelde (bij het ministerie, dat de detailhandel controleerde) ladingen kaviaar. Die werden geleverd tegen een lage prijs, vaak verpakt in blikjes met misleidende etiketten, en via de achterdeur met forse winst doorverkocht aan wie dan ook.

De visserij was bepaald niet de enige tak van de Sovjet-economie waar geritseld en gerommeld werd. Berucht werd later ook het gesjoemel met katoen in de republiek Oezbekistan (ook weer met vertakkingen tot in de hoogste Moskouse kringen), waarbij de visserij-affaire verbleekte. Voor justitie waren dergelijke praktijken lastig aan te pakken. De patroons zaten op alle niveaus van het partij- en staatsapparaat. Die verdienden flink aan de bescherming die zij de handelsmaffia boden en konden een overijverige aanklager maken of breken. Uiteindelijk bleek slechts één instantie bij machte om de vismaffia te weerstaan: de KGB onder leiding van Joeri Andropov.

Gedenksteen voor minister Isjkov, Rozjdestvenski Boulevard 12, Moskou.

Die wist van de vuile handen om hem heen en pakte door. Er kwam een onderzoeksteam van 120 man en met de eerste arrestaties kwamen meteen ook de bekentenissen. De grootste – sorry – vis die gepakt werd was plaatsvervangend minister Rytov. Bij hem thuis werden voor 300.000 roebel aan kostbaarheden en contanten in beslag genomen, een voor die tijd onvoorstelbaar kapitaal. Rytov werkte mee aan het onderzoek, maar dat redde hem niet. Hij werd in 1982 geëxecuteerd. Honderden functionarissen verloren hun baan, velen belandden achter de tralies. De heren Feldman en Fisjman (zie deel 1) kregen twaalf jaar aan de broek. Minister Isjkov, de baas van de tot op het bot corrupte Sovjet-visserij, ontsprong de dans met slechts een gedwongen pensionering, vermoedelijk vanwege zijn goede contacten met partijleider Leonid Brezjnev. Hij kreeg later in Moskou zelfs nog een plaquette aan de muur van het gebouw waar hij jaren had gewerkt.

Overigens hield Andropov, nadat hij was benoemd tot secretaris-generaal van de Communistische Partij, niet op met zijn strijd tegen corruptie (en zijn politieke rivalen). Zo kreeg de directeur van Gastronom No. 1, een graag geziene gast in de kringen van de inmiddels wijlen Brezjnev, ook de doodstraf wegens gerommel met schaarse levensmiddelen. Zijn doodvonnis haalde de New York Times.

Vismaffia in de USSR: doodstraf voor zwarte kaviaar - 1

—————————

aa9e2d46751396c8385c7d704c565804.jpg

Ergens in het jaar 1978 stapt een boze bejaarde in Moskou een van de winkels binnen van Okean, een keten van viswinkels met filialen in verschillende steden van de Sovjetunie. Ze komt een blikje sprotjes terugbrengen. Toen ze dat thuis had opengemaakt, zaten daar helemaal geen sprotjes in, maar pure kaviaar! Dat gaf toch geen pas? Razendsnel verspreidde het gerucht zich door Moskou: bij Okean kan je met een beetje geluk tegen de prijs van sprotjes kaviaar in de wacht slepen! De blikjes sprot in Moskou waren in een vloek en een zucht uitverkocht.

De Sovjetunie kende een uitgebreide schaduweconomie, die draaide op goederen die in de ‘echte’ economie schaars waren – kaviaar bijvoorbeeld (maar ook auto-onderdelen, vlees, spijkerbroeken – noem maar op). In het geval van de sprotjes van Okean was er in die wijdvertakte machinerie van corruptie en verborgen winsten duidelijk iets misgegaan. De kaviaar in die simpele blikjes had nooit uit de schaduw mogen komen.

Of bovenstaande anekdote berust op waarheid, durf ik niet te garanderen (in de ene versie is de boze klant een vrouw, in de andere een man…). Zeker is wel dat er tegen het einde van de jaren zeventig een goede voedingsbodem was voor dit soort verhalen. Donkere wolken pakten zich namelijk samen boven de illegale praktijen in de visindustrie. Los van dat ene blikje sprotjes, ging er veel meer mis voor de slimme handelaren, corrupte rechtshandhavers en dito (hoge) ambtenaren die de omvangrijke zwarte vismarkt hadden opgebouwd en in stand gehouden. Zij hadden de pech dat Joeri Andropov, hoofd van de KGB, druk doende was zichzelf, met behulp van zijn machtige geheime dienst, te profileren. Met het belastend materiaal dat Andropov verzamelde, kreeg hij een machtig politiek wapen in handen. En samen met het Openbaar Ministerie, dat zich in de strijd tegen de vismaffia door hem gesteund wist, speelde hij het hard. Er volgden massale ontslagen, celstraffen en een doodvonnis.

De sprotjesanekdote wordt vaak met sjeu gepresenteerd als de aanleiding voor de strijd tegen de vismachinaties. De plotse populariteit van sprotjes in Moskou zou de aandacht hebben getrokken van de KGB, en zo zou de omvangrijke zaak aan het rollen zijn gebracht. Waarschijnlijk lijkt mij dat niet. Een ander soort onvoorzichtigheid had de achterdocht gewekt, van een heel andere orde en op een heel andere locatie: Praag.  

Filiaal van Okean in Koejbysjev (huidige Samara)

Filiaal van Okean in Koejbysjev (huidige Samara)

In de hoofdstad van Tsjechoslowakije viel het exuberante gedrag op van twee mannen, afkomstig uit Moskou: Jefim Feldman en – niet verzonnen – Vladimir Fisjman. Feldman was algemeen directeur van Okean, de viswinkelketen, en Fisjman directeur van een van de Moskouse filialen. Beiden waren als zodanig in dienst van het ministerie van Visserij en beiden lieten het geld in de Tsjechoslowaakse hoofdstad flink rollen. Dat was misschien nog tot daaraan toe, maar Feldman en Fisjman, zo noteerde de Tsjechoslowaakse geheime dienst, wisselden ook flink wat roebels om voor harde valuta en brachten die onder bij Westerse banken. Dat riekte wel heel erg naar illegale valuta-transacties, een zwaar vergrijp in die jaren – alleen al het bezit van harde valuta was in de USSR voor de gewone burger verboden. De KGB in Moskou werd door de Praagse collega’s getipt en Feldman en Fisjman werden opgepakt. Beiden hadden gehoopt te kunnen meeliften op de joodse emigratie in die tijd en dachten op enig moment de USSR voorgoed te mogen verlaten. Een mooi startkapitaal zou dan welkom zijn geweest.

 
Joeri Andropov

Joeri Andropov

 

Maar waar kwam hun rijkdom vandaan? De mannen van Okean besloten al snel mee te werken met het onderzoek en legden de machinaties bloot die hun veel geld hadden opgeleverd – en die boze Moskouse bejaarde kaviaar in plaats van sprotjes. De lijnen, zo bleek al snel, liepen tot in de hoogste kringen van het ministerie van Visserij. KGB-chef Andropov stelde een onderzoeksteam samen van 120 man. Er werd flink doorgepakt en van het werk van het team kregen velen die zich al jaren onaantastbaar hadden gewaand het flink benauwd. De hoogste baas op het ministerie, minister Aleksandr Isjkov, kwam er – vermoedelijk dankzij zijn goede banden met partijleider Leonid Brezjnev – nog genadig vanaf: hij werd met pensioen gestuurd. Zijn plaatsvervanger Vladimir Rytov, bijgenaamd Bootsman, verging het minder: hij kreeg de kogel.

Vladimir Rytov - ‘Bootsman’

Vladimir Rytov - ‘Bootsman’

Wordt vervolgd