Hoe onze oude culturele contacten met de USSR doorsijpelen in Sjifra Herschbergs schrijversdebuut

——————-

De culturele en wetenschappelijke contacten tussen Nederland en Rusland staan, om begrijpelijke reden, op een laag pitje, indien ze überhaupt nog bestaan. Daardoor is onder meer een einde gekomen aan de langere verblijven van Nederlandse studenten in Rusland. Zij missen daardoor een uitgelezen mogelijkheid om land en volk beter te leren kennen.

Een blik in het verleden leert hoe vruchtbaar die contacten kunnen zijn, vanuit Nederlands oogpunt in elk geval. In de jaren zeventig en tachtig (met een onderbreking in 1979/1980, vanwege, ook toen, geopolitieke verwikkelingen; de Russische inval in Afghanistan) konden Nederlandse studenten voor een studieverblijf naar de Sovjetunie. Het waren vooral slavisten die daar gebruik van maakten en een aantal van hen groeide in later jaren uit tot gewaardeerde journalisten. Rusland-correspondenten als Bert Lanting, Laura Starink, Hella Rottenberg en Sjifra Herschberg legden de basis van hun kennis tijdens die studieverblijven (dat gold ook voor mij, maar ik werd geen correspondent); zij wisten al hoe het in Rusland rook.*)

Als radio-correspondent stak Sjifra Herschberg voor mij boven haar voorgangers en opvolgers uit. Haar eigen mening druppelde regelmatig iets te nadrukkelijk tussen haar woorden door en dat nam me zeer voor haar in. Ik voelde bij haar die mengeling van liefde, afkeer, ontroering en ongeduld waar ook mijn fascinatie met Rusland uit bestond. Die mengeling proef ik ook weer in ‘De binnenplaats’, Sjifra’s verhalenbundel, haar schrijversdebuut dat onlangs verscheen bij uitgeverij Pegasus, gebaseerd op ervaringen uit haar correspondententijd.

Ze koos voor een bijzondere invalshoek. Ik kan me in elk geval geen boek herinneren waarin een Nederlandse schrijver, niet geboren in Rusland of de Sovjetunie, zich als ik-persoon verplaatst in Russen en Russinnen. Ze geeft een stem aan ‘kleyne luyden’, onder wier voeten tijdens en na Gorbatjovs perestrojka het tapijt werd weggetrokken. De verhalen zijn elk niet groots of meeslepend, maar het geheel is meer dan de som der delen. Vrolijke literatuur is het niet, maar de wederwaardigheden rond de Moskouse binnenplaats maken wel duidelijk hoezeer de Russen (ook in de relatief welvarende hoofdstad) toch vooral bezig waren om hun leven een beetje dragelijk te houden, de grote aardverschuivingen in de boze buitenwereld daarbij maar zo goed en zo kwaad als dat ging negerend. Als lezer leg je dan onvermijdelijk de link met het heden. En ik leg de link ook met een wat verder verleden; zonder ‘onze’ studieverblijven van ooit in de USSR, was dit boek, dat het een en ander duidelijk maakt over het Rusland van nu, waarschijnlijk nooit verschenen.     

Met nog een kleine toevoeging. Is bovenstaand stuk een pleidooi voor een herstel, in de huidige omstandigheden, van de culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Rusland? Nee, beslist niet.

*) De slavisten die in Rusland studeerden en uit zouden groeien tot gerenommeerde vertalers vormen een verhaal apart.

De gordijnen zijn dicht, het licht brandt

—————————-

Kazan, 2018 (foto: Egbert Hartman)

Een berichtje voor mijn trouwe lezers (die hier nog maar zelden een nieuw stukje aantreffen) en voor de toevallige bezoeker – eigenlijk voor iedereen dus: dit weblog, waar ik door de jaren heen mijn (vooral) liefde voor de Russische taal en cultuur tentoonspreidde, leeft nog altijd.

Na de Russische inval in Oekraïne gingen de gordijnen hier weliswaar bijna helemaal dicht, maar het licht (excuus voor deze wat knullige beeldspraak) bleef branden. Nog steeds volg ik de gebeurtenissen in en rond Rusland op de voet. De oorlog in Oekraïne overschaduwt daarbij alles. Dáárover schrijven lukt me niet of nauwelijks, vooral ook in de wetenschap dat anderen daar beter in zijn. De grote politieke lijnen van de wereldpolitiek zijn ook nooit zo aan mij besteed geweest, ik zocht en zoek het meer in het kleine, het mooie, ontroerende, het anekdotische. En dáárover schrijven voelt ongepast, tegen de achtergrond van alle ellende die Rusland aanricht in het buurland. Al kan ik ook begrip opbrengen voor wat me wel wordt tegengeworpen: dat je juist nu moeten laten zien dat er ook een ánder Rusland bestaat.

Op een andere plek reageer ik wel op de actualiteit: op X, voorheen Twitter. Nee, dat is inderdaad niet de fraaiste plek in het medialandschap (niet te vergelijken met dit mooie weblog…). Of ik daar zinnige dingen te melden heb, kunt u zelf beoordelen: volg me via @rusverafnabij. (De lezers die mij al heel lang volgen, weten dat die Twitternaam nog verwijst naar de oude titel van dit blog: Rusland veraf en nabij.)

Toch, bij wijze van uitzondering, een paar regels over de oorlog in Oekraïne, en vooral over de gevolgen daarvan. Ik voorzie het volgende scenario: Rusland zakt steeds verder weg in het oorlogsmoeras. De greep van Poetin en zijn cronies op het land brokkelt af, er komt een nieuwe strijd om de verdeling van macht en rijkdom, waarbij Tsjetsjenen en andere islamitische volken in het zuiden een stevig woordje mee gaan spreken, net als vele soldaten die, moreel losgeslagen, uit Oekraïne zijn teruggekeerd. Bij al het geweld zullen de jaren negentig verbleken. (Ik hoop van harte dat ik het volledig mis heb, op het gedeelte voor de eerste komma na.)

(Wie wat rond wil bladeren op dit blog, de tag ‘persoonlijk’, hieronder, is een aardig beginpunt.)

Jekaterinburg, 2018 (foto: Egbert Hartman)

Jonge slavisten, dissidenten, de oppositieleden en het rad van de geschiedenis

——————

Vladimir Boekovski in Londen, 1976, en Vladimir Kara-Moerza vorige week in Bonn

——————

Als jonge, aankomende slavist in Utrecht volgde ik in de jaren zeventig gefascineerd de nieuwsberichten rond dissidenten in de Sovjetunie. Andrej Sacharov, Irina Ratoesjinskaja, Aleksandr Solzjenitsyn, Vladimir Boekovski, Andrej Amalrik – het waren dappere grootheden. Kwam er iemand vrij, werd een van hen het land uitgebonjourd, dan was dat groot nieuws. Amalrik kwam bij ons in Utrecht college geven, Boekovski zag ik tijdens een lezing in Amsterdam. Wat waren ze timide, voor een zaal vol welwillende toehoorders! Het was bijna onvoorstelbaar dat die twee schuchtere mannen zich compromisloos hadden verzet tegen het machtige, niet zelden dodelijke Russische machtsapparaat.

We zijn bijna vijftig jaar verder. Ik probeer me te verplaatsen in de jonge, aankomende slavisten van nu. Kijken zij met hetzelfde ontzag naar de huidige dissidenten? Naar Ilja Jasjin, naar Vladimir Kara-Moerza en de anderen die afgelopen week in het Westen belandden? Ik neem aan van wel, al zullen zij niet van ‘dissidenten’ spreken, maar het eerder hebben over ‘leden van de oppositie’.

Die andere terminologie is een teken dat er iets veranderde, na de jaren zeventig, beter gezegd: na de implosie van de USSR. Het had er enige schijn van dat er een politiek systeem kon komen waarin de macht van de staat zou zijn ingetoomd, waarin de rechten van het individu beter beschermd zouden zijn, waarin er een normale rol zou zijn weggelegd voor een oppositie. Dat bleek een illusie, die eindigde met de moord (iets anders kan je dat niet noemen) op Aleksej Navalny.

Het rad van de geschiedenis draait verder. Ik probeer me te verplaatsen in de jonge, aankomende slavisten van over vijftig jaar. Wat is het plaatje dan? Je kan er moeilijk gerust op zijn. Die jonge slavisten zullen opnieuw, of nog steeds, gefascineerd de berichten volgen over Russische gevangenen die vrijkomen. En hoe zullen die dan worden aangeduid? Is de terminologie dan opnieuw aangepast aan ontwikkelingen van de jaren ervoor?  Het staat nog te bezien of het rad in die jaren vooruit of terug is gedraaid. Als je de enorme schade in ogenschouw neemt die Rusland door Poetin en zijn trawanten wordt toegebracht, hoe ver het land wordt teruggeworpen, dan zou het zo maar kunnen dat er voor de vrijgelaten en uitgeruilde gevangen van over vijftig jaar een woord uit de vorige eeuw uit de kast wordt gehaald: revolutionairen.          

—————-

Vijfde Sacharov conferentie, Amsterdam 1987. Vlnr premier Ruud Lubbers, Boekovski, Professor Jan Bezemer (bij wie ik ooit examen deed) en professor Robert Conquest

Afzichtelijke Russische rockers op leeftijd, horigen van het Kremlin

——————

——————-

Weinig is zo afstotend als oude Russische rockmuzikanten die ervoor gekozen hebben om mee te waaien met de abjecte, oorlogszuchtige wind uit het Kremlin. Dat zou ik nader kunnen uitleggen, maar dat gebeurt al – beter dan ik het zelf kan – in de tekst van het lied hieronder. Het heet God, behoede de tsaar (de titel van het oude Russische volkslied) en is van de band РАБФАК INT (Rabfak INT). De toevoeging INT is van recente datum. Daarbij is me even niet duidelijk waar de band zich momenteel precies ophoudt en hoe ze opereren.

Ik heb me gewaagd aan een vertaling van het lied.

Боже, царя храни!

Я очень давно знаю этих дедов,

Ik ken die opa’s al heel lang,

Когда-то они были дети цветов

Ooit waren het bloemenkinderen

С пацификом на половину спины,

Met een vredesteken over hun halve rug

За секс по любви и за мир без войны.

Voor seks uit liefde en voor een wereld zonder oorlog

Они презирали нелепый Совок,

Ze minachtten de stompzinnige USSR

В котором цена человеку – плевок,

Waar een mens niet meer waard was dan een fluim

И всюду враги, и дышать не моги,

Met vijanden overal, verstikkend

Пока тебе власть не промыла мозги.

Zolang de macht je niet had gehersenspoeld

Когда-то они были братья на век,

Ooit waren ze broeders voor het leven

На слух подбирали Black Dog и Get Back.

Op het gehoor ontcijferden ze Black Dog en Get Back

И их самодельный лихой рок-н-ролл

En hun zelfgemaakte vurige rock’n roll

Был с теми, кто душную власть поборол.

Stond aan de kant van wie de bedompte macht had overwonnen

 

Но юность прошла как угар от бухла,

Maar de jeugd is voorbij als de roes van gezuip

И все идеалы сгорели дотла.

En alle idealen zijn tot de grond toe afgebrand

Хиппи с цветными гитарами

De hippies met kleurige gitaren

Стали шутами старыми,

Werden oude clowns

Предали All you need is love.

Ze verraadden All you need is love

И пьют из клюва имперских орлов.

En drinken uit de bek van de rijks-adelaars

Целуют нечистыми ртами попов

Met onfrisse monden zoenen ze popen

С ментами, попов с ментами.

En smerissen, popen en smerissen

И чтобы теперь ни пели они,

En wat ze nu ook zingen

Выходит: “Боже, царя храни! Боже, царя храни!”

Het klinkt als “God, behoede de tsaar!, God, behoede de tsaar!”




Ещё они бойко лабают хиты,

Ze spelen nog vlot de hits

И вторят нестройно им из темноты.

En vanuit het duister zingen ongelijk met hen mee

Терпилы, ненужный стране генофонд,

Stumpers, het voor het land nutteloos genetisch reservoir
Который назавтра отправят на фронт.

Dat de volgende dag naar het front wordt gestuurd.

Бывает, что их пригласят ко двору

Soms worden ze uitgenodigd aan het hof

И хвалят, и водку дают, и икру.

Worden ze geprezen, krijgen ze wodka en kaviaar

Но царь на них клал термоядерный болт,

Maar de tsaar heeft thermonucleaire schijt aan ze *)

И цвет его глаз рептилоидно жёлт.

En zijn ogen zijn reptoide-geel. *)

И зрелость прошла как угар от бухла,

En het verstand is verdwenen als de roes van gezuip

 

Я очень давно знаю этих дедов,

Ik ken die opa’s al heel lang

Мы вместе любили KISS-ов и SLADE-ов.

Samen hielden we van de KISS’s en Slade’s

Но жизнь их сложилась в пацанский шансон,

Maar hun leven verwerd tot een boevenslied

Теперь они с властью поют в унисон.

Nu zingen ze in harmonie met de macht

——————- 

* Mogelijk mis ik hier iets. Suggesties voor een betere vertaling, ook van andere regels, zijn welkom.

Tsjechov en een koppig Oekraïens stadje in een van de beste oorlogsboeken die ik las.

—————-

Svetlana, wier huisje door de Russen werd gebruikt als veldhospitaal

————————

De stilte op dit weblog, die mij wordt opgedrongen door de onbeschrijflijke wandaden die Rusland dagelijks begaat in Oekraïne, doorbreek ik heel af en toe. Eerder deed ik dat naar aanleiding van de indrukwekkende documentaire The Dmitriev Affair van Jessica Gorter. Dit keer is een boek de reden: Andrew Harding - A Small, Stubborn Town. Life, Death & Defiance in Ukraine.

Een lang stukje wordt dit niet (met de oorlog permanent op de voorgrond zit ik nog altijd om woorden verlegen), maar dat sluit in dit geval goed aan bij het onderwerp; het boek van BBC-journalist Harding is geen epos, het telt nog geen 150 pagina’s.

A Small, Stubborn Town uit de titel is Voznesensk, gelegen aan de rivier de Zuidelijke Boeg. Het stadje ligt op de route van het Russische leger dat Oekraïne is binnengevallen. Een inderhaast geïmproviseerd, houtje-touwtje, verdedigingseenheid, die die naam nauwelijks verdient, weet de vijand op afstand te houden. Wanneer er steun komt van wat reguliere Oekraïense troepen, worden de Russen verdreven.

Harding doet verslag van die paar dagen en ‘verkleint’ de oorlog tot de belevenissen van – vooral – een paar eenvoudige bewoners, die zich in verwarring en met de dood op de hielen staande weten te houden, terwijl er rondom gevochten wordt en er dan weer Russische en dan weer Oekraïense soldaten voor hun neus opduiken. Het is ‘meelevende’ journalistiek waarbij Harding op bewonderenswaardige wijze dicht bij mensen weet te komen wier leven volledig overhoop wordt gehaald en tegelijkertijd voldoende afstand houdt om haarscherp te kunnen analyseren.  

Niet alleen gevechtshandelingen komen aan bod. Harding belicht in de weinige pagina’s het verwrongen karakter van de strijd met zijn verschillende loyaliteiten: inwoners van Voznesensk hebben familie over de grens, zijn soms zelf Russisch of verdenken de buren (Harding praat ook met hen) van collaboratie. Bij de meesten fungeert de oorlog als katalysator: er ontstaat een onvermoede eenheid, gestut door haat jegens Rusland.

Harding keert na enige tijd terug in Voznesensk. De oorlogsschade is deels hersteld, inwoners zitten tijdens een zomerse dag op een strandje. “Somewhere to he south, out of sight, another Ukrainian warplane roars past, but no one says anything. And although no one articulates it, we can all feel it, a group of us standing at the top of the unfinished concrete steps that lead down to the beach, listening tot he children shouting and a radio playing music.
This is what defiance feels like.”

En dan volgt in het nawoord plots een van de mooiste regels uit de Russische literatuur, wanneer Harding zijn liefde voor de Russische taal en cultuur betuigt en Anton Tsjechov aanhaalt, de schrijver onder de Russische klassieken die mij het dierbaarst is:           

“I speak Russian – imperfectly  – and have a deep love of the language and culture. Coming to the end of this book, after a whole year of war in Ukraine, I’ve often recalled the end lines of Chekhov’s famous short story, ‘The Lady with the Dog’ – a story largely set in the Crimea and Moscow.
And it was clear to both of them that they still had a long, long road before them, and that the most complicated and difficult part of it was only just beginning.”

(Het citaat van Tsjechov in het origineel: … и обоим было ясно, что до конца еще далеко-далеко и что самое сложное и трудное только еще начинается.)

—————-

Een boek over door Rusland aangericht kwaad afsluiten met een liefdevol, meelevend citaat uit de Russische literatuur; het symboliseert – klein leed in het veilige Nederland – de spagaat waarin ik mij bevind. Los daarvan: Hardings A Small, Stubborn Town is een van de beste oorlogsboeken die ik las

The Dmitriev Affair: een schijnwerper op Ruslands duistere onderstroom

————————-

Op 3 juni 1983 neemt Karel van het Reve na 26 jaar afscheid van de vakgroep Slavistiek van de Universiteit van Leiden. De hoogleraar gaat met vervroegd pensioen. Het was hem al die jaren niet licht gevallen om beroepshalve met Rusland bezig te zijn, zo vertelt hij tijdens zijn afscheidscollege: ”Als je daar gevoelig voor bent, en dat ben ik, dan betekent dat, dat je iedere dag de ellende van dat land over je heen krijgt.” *)

Ik kijk wel uit om mijzelf te vergelijken met Karel van het Reve, maar deze woorden hadden van mij kunnen zijn. Alle jaren dat ik mij met Rusland bezig heb gehouden, ben ik mij steeds sterk bewust geweest van de duistere onderstroom in dat land. Vooral de volstrekte willekeur van de staat, in verleden en heden, het vaak onbegrensde geweld waarmee de burger tot kansloos slachtoffer werd en wordt gedegradeerd, viel me altijd weer rauw op het dak. De afkeer die dat teweegbracht, werd nooit helemaal verdrongen, maar wel vrij goed aan het oog onttrokken door de schoonheid van de taal, door een kort verhaal van Tsjechov of Sjoeksjin, een lied van Okoedzjava, ochtendnevel in Tobolsk, uitzicht over de Neva met de sneeuw in je rug, de stem van de vrouwelijke ‘dispetjser’ uit de krakende luidspreker op een stationnetje ver weg in Siberië… Dat alles vormde de mantel der liefde waarmee ik de “ellende van dat land” wist af te dekken.

Maar dat lukt me nauwelijks nog. Uit het lood geslagen door de Russische misdaden in Oekraïne – ik schreef het hier al eerder – mis ik de wil om nog te getuigen van al het moois en ontroerends dat er in Rusland echt nog wel is. De stilte hier op dit blog is er het gevolg van.

Absoluut is die stilte niet. Heel af en toe is er toch nog de behoefte om wat van me te laten horen. Bijna logisch is dan wel dat de aanleiding daarvoor toch weer de ellende is, die duistere Russische onderstroom die maar niet wil verdwijnen.

Een belangrijke oorzaak van die aanhoudende onderstroom is het onvermogen van de staat om het eigen verleden onder ogen te zien, de onwil om met de duistere kanten van dat verleden in het reine te komen. Het wordt, zeker sinds onder president Poetin de dissidente stemmen in het land een voor een de keel is dichtgeknepen, niet eens meer geprobeerd. Sterker nog, het herschrijven van de geschiedenis en het uitwissen van sporen behoren tot de core business van de huidige machthebbers.

Jessica Gorter

Wat me dan toch tot schrijven van dit stukje heeft aangezet is de documentaire The Dmitriev Affair van Jessica Gorter, die onlangs in première ging. Ze volgt daarin Joeri Dmitriev, die zich jarenlang heeft ingezet om de slachtoffers van de Stalinterreur, beland in massagraven in Karelië, een naam en een gezicht te geven. Dmitriev speelde al een rol in een eerdere film van Gorter (Rode Ziel, 2016) en als een soort spin-off vertelt de nieuwe documentaire hoe het hem verder verging. Joeri Dmitriev – ik zal de bittere ontknoping niet ‘verklappen’ - was een van die Russen, een van die stemmen, van wie de keel is dichtgeknepen. En ondertussen worden de opgespoorde stoffelijke resten daar in de Karelische bossen door de autoriteiten niet langer slachtoffers van Stalin genoemd, maar gepresenteerd als doden uit een Fins concentratiekamp.

Nee, het is geen film om vrolijk van te worden, maar ga ‘m zien. Beschouw dat maar als een hart onder de riem voor Joeri, die via-via ongetwijfeld op de hoogte wordt gebracht van de lotgevallen van ‘zijn’ film. En beschouw het als steun voor Jessica Gorter, die onder moeilijke omstandigheden met middelen die we kennen uit haar eerdere documentaires (ze kruipt zonder opsmuk dicht op de huid van haar personages) een monumentaal werk heeft afgeleverd. Ze laat haar licht schijnen op dat deel van Rusland dat niet ongezien en ongehoord mag blijven. Luister naar wat Joeri Dmitriev, een profeet in eigen land, zei in 2016 (het fragment zit in de nieuwe documentaire): “Dit regime zal tot het bittere einde aan de macht vasthouden. Voordat het zijn einde vindt, ben ik bang dat het een lelijk carnaval over de wereld zal uitstorten.”

Joeri Dmitriev

—————-

Over eerdere ‘zware’ documentaires van Jessica, 900 Days en Rode Ziel, schreef ik hier en hier. Andere films waar je niet vrolijk van wordt, maar die flink bijdragen aan een beter begrip van het huidige Rusland, zijn de documentaire Liefde is aardappelen van Aliona van der Horst en de speelfilm Leviathan van Andrej Zvjagintsev. En lees daarna – als u het Russisch machtig bent – ook nog Volja volnaja van Viktor Remizov. Mag u daarna weer verder met Tsjechov en Sjoeksjin.

*) Ontleend aan: Willem Melching - De Zelfdenker. Karel van het Reve 1921-1999.

Enkele regels als de metronoom tijdens het beleg van Leningrad

———————

Sint-Petersburg, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

———————

Tijdens het beleg van Leningrad in de Tweede Wereldoorlog zond de lokale radio, op momenten dat er geen uitzending was, het geluid uit van een tikkende metronoom. Dat was ter geruststelling van de luisteraars, die dan wisten: er is weliswaar niemand te horen nu, maar de boel functioneert nog. 

De vergelijking gaat in heel veel opzichten heel erg mank, maar dit berichtje is ook een beetje als die metronoom: er verschijnen hier geen stukjes, maar dit weblog leeft nog. Een half jaar geleden schreef ik hier voor het laatst wat, over de kansen die keerden op de Oekraïense slagvelden en de pennen die werden geslepen. Dat bleek te optimistisch. De ineenstorting van het Russische leger die aanstaande leek, bleef vooralsnog uit. 

In de berichtgeving over de oorlog (althans in de media die ik volg en serieus neem) worden de kansen van Oekraïne op succes nog wel duidelijk hoger aangeslagen dan die van Rusland, maar ik baseer er geen voorspellingen meer op. Mijn hoop op voor Oekraïne positief nieuws is overigens niet puur en alleen op het slagveld gericht. Ik vraag me veel eerder af hoe de machtsverhoudingen binnen het Kremlin zich ontwikkelen. Hoeveel steun heeft Poetin nog? En van wie? Hoe poreus is het staketsel inmiddels waarop zijn macht rust? Klopt mijn gevoel – meer is het niet – dat de aan hem gekoppelde machtsstructuur zomaar razendsnel kan imploderen, zoals dat ook gebeurde met de CPSU rond het einde van de USSR? Dat zou dan meteen ook het einde beteken van het Russische leger in Oekraïne, díe voorspelling durf ik wel aan. 

Hoe dan ook, zolang de strijd daar voortduurt blijft het stil op dit blog, op hooguit af en toe een enkele ‘metronoom-tik’, zoals dit bescheiden stukje, na. Er zit nog leven in, de boel functioneert nog.

———————-

Sint-Petersburg, 2019. (Foto: Egbert Hartman)

———————-