Poetins schijnstabiliteit

—————-

Jarenlang werd de Russische president Poetin in eigen land – en ook door zijn verstehers in het Westen – geprezen om de stabiliteit die hij zijn land had gebracht. Tegen de achtergrond van de chaotische, voor menig Rus angstaanjagende jaren negentig, was die lof begrijpelijk. Het contrast met de verwarrende jaren die volgden op het uiteenvallen van de USSR, verklaarde in elk geval de enorme waarderingscijfers die de president in de eerste tien jaar van deze eeuw in eigen land ten deel vielen.

Inmiddels liggen de jaren negentig twintig jaar achter ons. Hoog tijd om de vraag te stellen: hoe stabiel is de situatie in Rusland nu werkelijk? Hoe rustig is het vaarwater waarheen het land is gedirigeerd dan wel afgedreven? Ik vrees dat er sprake is van schijnstabiliteit. Onder de oppervlakte, achter de schermen, is een strijd gaande tussen clans die geen boodschap hebben aan het welzijn van het vaderland. Zij zien met het naderende einde, in 2024, van Poetins laatste termijn vooral hun eigen economische (en misschien zelfs fysieke) welzijn – ten zeerste verbonden met het systeem dat door hun patroon is opgetuigd – in gevaar komen.

Er zijn onder Poetin geen instellingen van de grond gekomen die zouden kunnen bijdragen aan enige stabiliteit-op-langere-termijn – denk aan een onafhankelijke rechtspraak, aan een serieus te nemen parlement. De machthebbers in den lande zijn in de eerste plaats verantwoording schuldig aan de boven hen geplaatsten in de machtspiramide, niet aan hun kiezers. Er is geen heldere procedure voor de opvolging van de man aan de top. Ja, er zullen verkiezingen komen, maar de echte strijd zal achter de schermen plaatsvinden – sterker nog: die is al gaande.

De planeconomie van de USSR heeft plaatsgemaakt voor een claneconomie. Politiek en economie zijn zo hecht met elkaar verweven geraakt, dat de politieke dood van de ene clan het economische brood van de andere betekent. Het lijkt me geen recept voor algemeen welzijn en stabiliteit.

Hier moest ik aan denken bij het lezen van onderstaande uiteenzetting van Leonid Volkov, die deel uitmaakt van het team van politicus Aleksej Navalny. Hij bekijkt de huidige en komende ontwikkelingen in Rusland vanuit het perspectief van de elkaar bestrijdende clans. Een volledige verklaring voor de gebeurtenissen in Rusland biedt Volkov niet, naar mijn idee. En hij draaft misschien wat door (gaan er echt schoten vallen?, wordt de annexatie van Wit-Rusland echt als optie gezien?). Maar zijn perspectief lijkt me handzaam om de ontwikkelingen in Rusland in elk geval deels te duiden. (De jaartallen 2018 en 2024 die Volkov noemt, duiden op de laatste en volgende presidentsverkiezingen.)

—————————

Leonid Volkov - Een korte uitleg van alles wat er in Rusland op dit moment gebeurt en de komende vijf jaar gaat gebeuren.

Leonid Volkov

1. De Russische politieke elite in brede zin, met al haar clans, heeft de zin van haar bestaan al geruime tijd geleden teruggebracht tot

a) stelen
b) zichzelf in stand houden en zichzelf reproduceren.

2. Tot maart 2018 stond doelstelling b) voorop: er moesten nog zes rustige jaren worden gewonnen. Onmiddellijk na de herverkiezing van Poetin kreeg doelstelling a) prioriteit. Zes jaar is een lange termijn. Er kon uitgerust worden van de doelstelling om zichzelf in stand te houden en zichzelf te reproduceren en men kon zich vol overgave gaan bezighouden met diefstal. (In cijfers ziet dat er zo uit: het weggesluisde kapitaal bedroeg in 2017 volgens gegevens van de Centrale Bank 25 miljard dollar, in 2018 al 68 miljard – 2,7 keer zoveel.)

3). Het verschil tussen deze periode van diefstal en voorgaande vergelijkbare perioden zit ‘m in het feit dat de elite deze keer een vaag voorgevoel heeft dat dit weleens de laatste zou kunnen zijn. De rating van de bejaarde leider daalt, de politieke instabiliteit groeit en – het belangrijkste verschil met voorheen – het ontbreekt aan een doordacht scenario-2024. Althans, Poetin heeft zijn elites nog geen enkel scenario gepresenteerd. En als zij zelf nadenken, zien ze bij elk potentieel scenario grote problemen.

4. Bij afwezigheid van betere voorstellen of andere ideeën moet elk lid van Poetins elite die verantwoordelijk is voor de diefstal op een bepaald terrein (of dat een grondstoffensector is, een regio, bij overheidscontracten of een ander economisch gebied), er daarom simpelweg ernstig rekening mee houden dat deze vijf jaar de laatste zijn. En in die vijf jaar moeten de volgende doelstellingen worden bereikt:

a) zo veel mogelijk stelen
b) de buit legaliseren
c) de eigen veiligheid garanderen in het Rusland van na Poetin, hoe dat er dan ook bij zal staan.

5. En dat zijn ze aan het doen, zo goed als ze kunnen. En omdat de totale omvang van de taart aanzienlijk kleiner is geworden (en de tendentie vertoont om nog verder te krimpen), zijn de strategieën van de leden van de elites antagonistisch van aard. Daar zit de grootste verandering: tot 18 maart 2018 hadden ze allen een gemeenschappelijk doel (nog zes jaar winnen), maar nu hebben ze allemaal tegenstrijdige doelen (zo veel mogelijk jatten). Dat verklaart de explosieve verscherping van alle bestaande conflicten en het ontstaan van nieuwe, het ingang zetten van een ongehoord aantal strafzaken in het kader van conflicten binnen de elites. En zeer binnenkort gaat er ook geschoten worden.

6. Juist dat heeft de weg geplaveid voor het dramatische, totale verlies aan bestuurbaarheid in alle lagen van het door Poetin opgebouwde systeem. Elke Zolotov, Prigozjin of Setsjin gaat zijn gang en laat dingen gebeuren die een paar jaar geleden nog ontoelaatbaar waren. In die zin zijn de ingestorte ratings, de nederlagen bij regionale verkiezingen en overige ontwikkelingen van het afgelopen jaar niet de oorzaak, maar het gevolg van het verlies aan bestuurbaarheid.

Kargopol (provincie Archangelsk). Op de muur staat een protest tegen nieuwe vuilnisbelten in de regio voor Moskous afval.

7. Om de bestuurbaarheid te herstellen, moet Poetin zijn minions in de eerste plaats een helder, begrijpelijk en uitvoerbaar scenario-2024 presenteren. Eentje waarin ze allemaal geloven, zodat ze een beetje tot rust komen. Volgens het Kremlin – alles wijst daarop – kan het enige scenario dat daaraan voldoet verbonden zijn met het opslokken van Wit-Rusland in een Unie-staat. Dat dan aan de bevolking verkopen als de nieuwe Krim, het herstel van de USSR en het bijeenbrengen van Russische gebieden,  en dan het constitutionele probleem van de derde termijn in een klap oplossen. (Tussen haakjes merken we op dat er sprake is van een zeer heldere en angstaanjagende analogie. De Krim, een gebied van een buitenlandse staat, overwegend bevolkt door Russischtaligen, is Poetins Sudetenland, en Wit-Rusland, een complete buitenlandse, overwegend Russischtalige staat, is Poetins Oostenrijk.) Het probleem is alleen dat het nu geen 1938 is en dat een anschluss uiterst lastig te realiseren zal zijn. En het is natuurlijk ook volledig onaanvaardbaar voor de Wit-Russische elites. Vandaar het recente gedans van Poetin rond Loekasjenko en de recente handelingen en verklaringen van Loekasjenko.

8. Zolang Poetin zijn belangrijkste dienaren geen oplossingen toont voor het probleem-2024, leven zij met een zandloper in hun hoofd, die de zes jaar – vijf al! –  aftelt. En zolang is dat niet: ik zeg het nog een keer, er moet niet alleen gestolen worden, de buit moet ook gelegaliseerd, weggesluisd en in veiligheid worden gebracht.

9. Alleen vanuit die posities moet gekeken worden naar elk conflict tussen de oligarchen, de leden van leger en geheime diensten en ambtenaren, naar elk wetsvoorstel, naar elke publieke verklaring.

10. Een aanschouwelijk voorbeeld: het ‘soeverein’ maken van het [Russische] internet. Iedereen die de technische kant daarvan begrijpt, begrijpt ook dat daar miljarden dollars voor nodig zijn en op zijn minst 3-5 jaar. Maar dat is veel te lang, in zulke termijnen wordt niet meer gedacht. Daarom wordt er een hysterische en onwerkbare wet aangenomen, waar ze in technisch opzicht niets mee kunnen, maar waarmee voor 1 november 2019 wel 30 miljard roebel moet zijn binnengehaald. En voor dat snelle binnenhalen van die 30 miljard wordt die wet aangenomen, voor niks anders.

Dit is slechts één voorbeeld op een mij vertrouwd terrein, maar elk ander helder fenomeen van de laatste tijd (waarom was er zo’n haast met de pensioenhervorming?, waarom worden er zo koortsachtig nieuwe belastingen ingevoerd, ondanks alle politieke problemen die daaraan verbonden zijn?, waarom worden met spoed voor elke vierkante meter woonruimte hoge schattingen opgelegd en wordt elk stuk grond waar iets gestort kan worden met vuilnisbelten overdekt – ondanks de ‘vuilnisprotesten’ die het land overspoelen?)  – elk ander fenomeen dus van de laatste tijd laat zich goed verklaren binnen de kaders van het hierboven uiteengezette model.

Bron: hier

Sint-Petersburg

Stalins commerciële pr-actie: iconen voor machines

——————

Iconenverkoop door Antikvariat (1936)

Je zou er niet direct een verband tussen zien, maar dat is er wel degelijk: tussen de industrialisatie van de Sovjetunie en de totstandkoming van een internationale markt voor iconen. Simpel gezegd zat dat zo: in de jaren dertig van de vorige eeuw had de USSR dringend behoefte aan harde valuta om de door Stalin onverbiddelijk in gang gezette opbouw van de industrie te financieren. Tegelijkertijd, en dat kwam mooi uit, beschikte de jonge staat over een grote hoeveelheid iconen, buitgemaakt in de strijd tegen de kerk. Als die nu eens verkocht konden worden aan buitenlandse verzamelaars en musea? Een fijn plan, maar er was een probleem: Russische iconen waren in het Westen nauwelijks bekend als kunst, er was geen markt voor, er waren maar een paar verzamelaars. Dat waren vooral diplomaten en ondernemers, die vanwege hun werk in Rusland kwamen en daar op markten en in winkels iconen kochten uit de bezittingen van door de revolutie geruïneerde Russen. Dat zette geen zoden aan de dijk.

De communisten, vijanden van winstbejag, besloten tot een grootse pr-onderneming. Talloze iconen uit kerken, kloosters en privé-bezit waren beland in de depots van musea. Die kregen, tot schrik van de curatoren (die de culturele waarde van de religieuze objecten onderkenden) de opdracht om hun belangrijkste iconen in te leveren. Die moesten op tournee door Europa en de Verenigde Staten. Dat zou de aandacht trekken van die vermaledijde kapitalisten met geld te veel.

De tocht in de jaren dertig van de iconen langs Westerse musea wordt gedetailleerd beschreven in het boek Небесная голубизна ангельских одежд (Het hemelse blauw van engelenkledij) van historica Jelena Osokina. De echte topstukken maakten de reis niet mee. Die waren door curatoren van onder meer het Historisch Museum in Moskou in een soort kat-en-muisspel uit de  grijpgrage vingers gehouden van de op harde valuta beluste overheid. Osokina’s beschrijving van het getouwtrek tussen de musea en Antikvariat (de instelling die was opgericht om de export van kunstwerken te organiseren) is boeiend en beklemmend. Niet elke curator bracht het er levend vanaf, een enkeling verloor zijn verstand.

De tournee door het Westen was niet bedoeld om de iconen ter plekke te verkopen. Alle kunstwerken keerden dan ook terug naar Rusland, al was dat in de meeste gevallen niet naar de musea die ze hadden moeten afstaan. Toch had de omvangrijke pr-actie het beoogde effect: in het Westen werden de iconen inderdaad ontdekt als begerenswaardige kunstobjecten. Commercieel gezien vielen de resultaten echter tegen. Door de crisis die het Westen na de beurskrach van 1929 in zijn greep hield, hadden veel potentiële kopers wel wat anders aan hun hoofd dan de aanschaf van Russische iconen. Waar de Hermitage in Sint-Petersburg wel al tal van topschilderijen was kwijtgeraakt, bleef een massale uitverkoop van topstukken uit de Russische iconencollectie uit.

Akte van overdracht van iconen uit het Centraal Historisch Museum aan Antikvariat (1936)

Maar de interesse in het Westen was gewekt, al was die bij lange na niet zo groot en gretig als men in Moskou had gehoopt. Osokina, als sociaal-economisch historica verbonden aan de University of South Carolina, volgt in haar boek de route die talloze iconen (vooral ook na de jaren dertig) aflegden, van de depots in Rusland naar musea en particuliere verzamelingen in vooral Zweden en de Verenigde Staten. Haar speurtocht, aan de hand van inventarislijsten, afgiftebewijzen, catalogi en ‘notities’ achter op de iconen, is net als die iconen zelf monnikenwerk geweest. Haar gedetailleerde verslagen eisen af en toe wat geduld van de lezer, maar haar detectivewerk dwingt respect af. En passant rekent ze genadeloos af met de claims van Vladimir Teterjatnikov, een wild om zich heen slaande ‘kenner’, die in een in 1981 in New York verschenen boek veel geëxporteerde iconen als vals ‘ontmaskerde’. De iconenmarkt in het Westen, die in de jaren dertig dankzij de commerciële activiteiten van Sovjets gestalte kreeg, heeft tot op heden last van Teterjatnikovs claims.

Guus Hiddink en de wraak van de verliefde Rabinovitsj

———————-

Bas reliëf door I.M.Rabinovitsj

——————

Op een Russisch weblog las ik de aardige klacht dat er zo weinig legendes bestaan over de Moskouse metro. Dat overweldigende, nog altijd uitdijende netwerk, waarvan de eerste stations in de jaren dertig van de vorige eeuw werden aangelegd, leent zich uitstekend voor allerlei mythische verhalen – maar die zijn er dus bijna niet. De blogger riep zijn lezers op om dat hiaat op te vullen. Zelf gaf hij het goede voorbeeld en kwam met een legende waarin een rol is weggelegd voor onze eigen Guus Hiddink. Over de wraak van een verliefde kunstenaar. Waar gebeurd!

————————-

“In 1949 werd metrostation Gorki Park voor Cultuur en Ontspanning (Ringlijn) gebouwd. De vormgeving was toevertrouwd aan de vermaarde Sovjet-theaterkunstenaar Isaak Moisejevitsj Rabinovitsj. Hij was hoofd artistieke vormgeving van het Paleis der Sovjets, dat uiteindelijk niet werd afgebouwd, en was ook betrokken bij de inrichting van het Sovjet-paviljoen op de Wereldtentoonstelling in New York. De leiding twijfelde niet over zijn talent.

Maar vlak voor het begin van de werkzaamheden liet de vrouw van Isaak Moisejevitsj hem in de steek. Ze verliet hem voor een bekende voetballer van het elftal van de Luchtmacht, dat Vasili Stalin als patroon had. De ongelukkige, verliefde Rabinovitsj, een telg uit het gezin van de legendarische kabbalist, van wie een voorvader in de leer was geweest bij Simeon bar Yochar zelf, schrijver van het boek Sefer ha-zoar, besloot daarop wraak te nemen.

Op een van de bas-reliëfs van wit marmer die het station opsieren, beeldde hij een blinde voetballer uit en las bij hem Midras ha-neelam voor. De magie van de kabbala trad in contact met het tetragrammaton van de [afgekorte] naam van het station: TsPKO, wat ertoe leidde dat de Russische voetballers in de eerste plaats uitblonken in ‘culturele ontspanning’. Het team van de Luchtmacht werd korte tijd later ontbonden en de vloek ging over op het nationale elftal.    

Het verhaal gaat dat Guus Hiddink voorafgaand aan het duel met de Nederlanders in de kwartfinales [van het EK-2008] persoonlijk naar Moskou is gevlogen en met een zwarte viltstift pupillen in de ogen van de voetballer heeft getekend. De volgende ochtend was daar niks meer van te zien.

Sommige kenners zeggen dat de vloek van de oude man, die zo teder verliefd was op zijn vrouw, niet kan worden opgeheven – hij kan alleen overgaan op een ander object. Een kabbalist vertelde dat er vijf jaar geleden een ritueel heeft plaatsgevonden op station Park voor Cultuur en dat de naam in het geheim is veranderd in Station De Krim – zoals aanvankelijk ooit de bedoeling was.”

——————

Een lezer van het weblog wees in een reactie overigens op het inderdaad opvallende feit dat de contouren en ook de dikte en lengte van de Moskouse Ringlijn een wel erg opvallende gelijkenis vertonen met die van de Hadron deeltjesversneller in de buurt van de Frans-Zwitserse grens. En dat in die versneller deeltjes worden versneld met een energie van 3,5 TeV, via twaalf tussenstations. En hoeveel stations telt de Moskouse Ringlijn? Juist ja! Oftewel: de USSR was al in de jaren dertig bezig met de bouw van een deeltjesversneller. Geen speld tussen te krijgen. Waar de lezer nog aan toevoegt dat mensen die aan de ringlijn wonen vaker last hebben van hoofdpijn en dat de metrotreinen op de bewuste stations steevast 2-4 seconden te vroeg arriveren. De goede man gaat nog zo’n twintig alinea’s door, maar leest u dat vooral zelf. Ik vond het erg overtuigend.

De Moskouse Ringlijn-deeltjesversneller. (Foto: Russos-Livejournal)

Serebrennikovs Leto - een film, zwanger van een legendarische toekomst

——————

Het borrelde in die jaren en ik kreeg er weinig van mee, terwijl ik toch regelmatig in de Sovjetunie zat. Ik speelde in de provincie weleens met een bandje, vrienden wezen me er de weg op de zwarte markt, waar elpees van Deep Purple, John Lennon en Billy Joel goud waard waren. In de grote stad, Leningrad, trok ik een paar dagen op met de Magnetic Band, een stel aardige jongens uit Tallinn, die bij hun concerten bang waren voor té veel enthousiasme onder hun publiek – volgende optredens zouden weleens verboden kunnen worden. Het was januari 1982.

Een half jaar eerder, in de zomer van 1981, liep in Leningrad Viktor Tsoj rond, een jonge muzikant met een paar liedjes, op zoek naar aansluiting bij de rockscene. De opwindendste delen van die scene bevonden zich nog ondergronds – buiten mijn blikveld –  het bravere deel vond af en toe zijn weg naar de officiële podia. Opwindend en braaf, het kon zich ook verenigen in één persoon, in één band, met een officieel concert ’s avonds, gevolgd door optredens ergens aan huis of in zaaltjes achteraf, waar fans alleen via via van wisten en waar je na afloop niet meer weg kon, omdat de bruggen over de Neva al geopend waren voor de nacht.

Op dat snijvlak van onder- en bovengronds speelt zich de film Leto (Zomer) af van regisseur Kirill Serebrennikov. Het is een film zonder vergezichten, letterlijk en figuurlijk; weidse panorama’s – waar Leningrad zich zo voor leent – ontbreken. Het tijdsbestek is beperkt: slechts een paar zomerse maanden of zelfs maar weken. Plaats van handeling: zaaltjes, podia, kamers en keukens van kommoenalka’s en, tegen het einde van de film, een opnamestudio. Want Tsoj, die mede door een vroege dood zou uitgroeien tot dé rocklegende van de Sovjetunie en Rusland, vÍndt aansluiting bij de rockscene van de stad.            

Sint-Petersburg, 2019

Tsoj (gespeeld door Teo Yoo) wordt bij de hand genomen door Majk Naoemenko (Roman Bilyk), voorman van de band Zoopark. Die heeft dan al een status onder lokale rockliefhebbers waar Tsoj alleen nog maar van kan dromen. Naoemenko herkent het talent van Tsoj, voelt aan dat hij door hem overschaduwd zal worden, ziet ook dat hij zijn vrouw weleens aan hem zou kunnen verliezen – en gunt hem op beide fronten zijn succes. Naoemenko heeft een grote collectie elpees met Westerse pop en rock. Daar haalt hij een deel van zijn inspiratie uit en hij laat er ook Tsoj uit putten. Lou Reed, David Bowie, Iggy Pop … De wijze waarop regisseur Serebrennikov die Westerse muziek in een paar ‘kleine’ straatscènes door Leningrad laat golven, is verrassend en prachtig.     

De ontmoeting van de Westerse muziek met Russische muzikanten, die er een eigen weg mee inslaan, is het tweede snijvlak van Leto, al komt dat in de film niet concreet in beeld. Maar je weet als kijker met enige kennis van de muzikant Viktor Tsoj en zijn band Kino dat hij aan het begin staat van die eigen, opwindende weg. Je bent getuige van zijn eerste stappen en voortdurend denk je – ook dankzij het overtuigende acteren van Yoo: daar heb je Tsoj, die later zo beroemd gaat worden! Zo is Leto zwanger van een legendarische toekomst. Wat ik me wel afvraag: wat blijft er over van Leto bij een ‘neutrale’ kijker, die geen weet heeft van Leningrad in de jaren tachtig en die pas dankzij deze film kennismaakt met Tsoj? Ik ben benieuwd naar de reacties van kijkers die minder voeling hebben met het Rusland van toen dan ik.     

En wie zich afvraagt wat die soldaten doen die in een van straatscènes links in beeld voorbijkomen met een teiltje in hun hand; die zijn op weg naar een badhuis - of zijn daar net geweest.


Viktor Tsoj kwam in augustus 1990 om het leven bij een auto-ongeluk. Mike Naoemenko overleed in augustus 1991 aan de gevolgen van een hersenbloeding. Kirll Serebrennikov werd nog tijdens de opnames van Leto opgepakt op verdenking van verduistering van overheidssubsidie en onder huisarrest geplaatst. Vorige week werd het huisarrest omgezet in een uitreisverbod.

"Joeri, ik wil een zoon van je!" - Als Gagarin een smartphone had gehad ...

———————

Morgen is het 12 april, de dag dat in 1961 Joeri Gagarin aan boord van de Vostok de eerste mens in de ruimte werd. In Rusland (en andere voormalige Sovjetrepublieken) staat tot op heden de Dag van de Kosmonauten op de kalender; 12 april uiteraard.

Ter ere van die Kosmonautendag werd een prachtig filmpje geproduceerd, door de Komsomolskaja Pravda. Hoe was het geweest als Joeri Gagarin indertijd een smartphone had gehad, WhatsApp, Instagram, Youtube en nog zo het een en ander? Nou, zo:

 
Op Instagram komen we op Gagarins mobieltje tegen: Gensek (Nikita Chroesjtsjov), NASA en Neil Armstrong. Op Messenger Sergej Koroljov. Prachtig: nieuwslezer Joeri Levitan die via WhatsApp Gagarin zijn nieuwsbericht stuurt. Ook leuk: op YouTube reageert een zeker Oktjabrina1945 met: “Joeri, ik wil een zoon van je!” En daaronder (zalige Russische humor) staat Joeri Loza met: “Nou en? Gagarin heeft niks gedaan. Alleen maar een beetje gelegen.”

En natuurlijk is daar ook de losse veter op vliegveld Vnoekovo.

En al die hartjes op het eind …

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwissling - 2

————————

In het Centraal Kampziekenhuis in het Siberische Norilsk werken in 1945 enkele gevangenen uit Estland. Onder hen ontstaat beroering wanneer een landgenoot wordt binnengebracht, op een brancard, op sterven na dood. In het ziekenhuis werkt ook Jefrosinija Kersnovskaja, een gevangene uit Bessarabië, die in de jaren vijftig en zestig haar kampherinneringen zal vastleggen in tekst en tekeningen. De Est op de brancard staat op drie van die tekeningen.

Dat er drie varianten van het voorval zijn getekend, heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van Kersnovskaja’s geschreven en getekende memoires, die pas jaren later legaal in boekvorm konden verschijnen. Voor de zekerheid maakte ze van haar twaalf schriftjes met tekst en zevenhonderd tekeningen drie kopieën, die ze onderbracht bij vrienden. In 1983 verzorgden die vrienden een samizdat-uitgave en ook daar maakte ze weer tekeningen voor.

Ik wist al van het bestaan van Kersnovskaja’s werk , maar pas onlangs las ik haar boek, in een uitgave uit 2018. Hoe compleet de tekst daarvan is, weet ik niet. Het aantal tekeningen is in elk geval zeer beperkt en die met de Est op de brancard ontbreken. In de tekst van het boek komt hij wel aan bod – en daarbij gebeurt iets opvallends. Volgens Kersnovskaja ligt op de brancard de Estse worstelaar die op de Olympische Spelen van Berlijn een gouden medaille heeft gewonnen. Zij noemt zijn naam niet, maar in een noot staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).” Daarmee zou de opwinding van de Esten in het kampziekenhuis wel verklaard zijn: Palusalu was met afstand de populairste sportman van Estland. Maar, was het Palusalu wel?

Niet al te diepgravend onderzoek leerde al snel dat dat nagenoeg uitgesloten is. Palusalu werd begin 1945 opgepakt als deserteur uit het Sovjetleger (zie deel 1). Hij belandde in Tallinn in de Patarei gevangenis. Op 28 augustus 1946 kwam hij weer vrij, op voorspraak van onder anderen collega-worstelaar Johannes Kotkas en schaker Paul Keres. Dat is op geen enkele manier te rijmen met een verblijf van Palusalu in 1945 in het Siberische Norilsk. Op een enkele plek wordt daar wel naar verwezen, maar als enige bron wordt dan genoemd: de memoires van Kersnovskaja.       

Bij de drie tekeningen met de Est wijkt de tekst telkens iets af. Bij één tekening laat Kersnovskaja dokter Mardna (een Est) die over de uitgemergelde patiënt gebogen staat, zeggen: “Maar dat is onze nationale trots! Bokser (cursief van mij – EH) in het zwaargewicht, winnaar op de Olympische Spelen van 1936 …”  Ook bij de tweede tekening gaat het om een bokser, alleen bij de derde om een worstelaar. Telkens blijft in de tekst zelf de naam van sportman ongenoemd. De combinatie ‘Estse bokser-olympisch winnaar 1936’ is uitgesloten (geen enkele Estse bokser won in 1936 goud), de combinatie ‘Estse worstelaar-olympisch winnaar 1936’ was alleen mogelijk geweest als Palusalu daar op de brancard had gelegen. Maar die zat op dat moment gevangen in Tallinn…

Kersnovskaja schrijft in mijn boek nog dat de worstelaar erbovenop komt en dat hij twee jaar later, nog altijd als gevangene, trainer mag worden in een sportzaal voor niet-gevangenen. Die toevoeging bevestigt nog eens dat het hier niet om Palusalu kan gaan. Die was in 1947 echt al weer op vrije voeten.

Als het niet Palusalu was op die brancard, wie was het dan wel? Het is een anti-climax, waarvoor mijn excuus, maar dat heb ik niet kunnen achterhalen.  Adalbert Toots komt nog het dichtst in de buurt, al maken zijn gegevens het evenmin waarschijnlijk dat zijn en Kersnosvkaja’s wegen elkaar hebben gekruist.  Toots nam als lichtgewicht-worstelaar deel aan de Spelen van 1936, maar won daar geen medaille Hij werd in 1946 gearresteerd en overleed in 1948  in een kamp in de provincie Kemerovo in Siberië.

Kristjan Palusalu

Adalbert Toots

Omdat Kersnovskaja als kampgevangene uiteraard geen aantekeningen kon maken, mag het niet verbazen dat ze jaren later, toen ze haar herinneringen op schrift stelde, niet alles tot in detail correct uit haar geheugen heeft kunnen opvissen. Dat ze bijvoorbeeld dezelfde persoon zowel een bokser als een worstelaar noemt, valt haar nauwelijks aan te rekenen. (En dat maakt overigens ook - en ook daarvoor mijn excuus - het woordje ‘bizar’ in de kop van mijn twee stukjes over Palusalu wat overtrokken.)

Deel 1.

——————

Later dit jaar verschijnt het boek van Kersnovskaja, met tekeningen, bij uitgeverij Pegasus in een vertaling van Margreet Strijbosch. Daar kom ik beslist nog op terug. Kersnovskaja verdient, net als alle slachtoffers die ze beschrijft (met of zonder hun correcte naam), alle aandacht.  

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwisseling - 1

——————-

Kristjan Palusalu

Daar keek ik van op. Een winnaar van twee gouden medailles op de Olympische Spelen van Berlijn, die in 1945 lag te creperen in een Goelag-ziekenhuis in het Siberische Norilsk en dat ternauwernood kon navertellen … Dat zou een verhaal zijn van Jesse Owens-achtige proporties. En ik had nog nooit van hem gehoord! Nou zegt dat niet alles, maar toch: mijn belangstelling voor de Sovjetunie is bovengemiddeld, en voor sport evenzeer,  en dan zou dit mij jarenlang zijn ontgaan?

De tweevoudig goudenmedaillewinnaar in kwestie is worstelaar Kristjan Palusalu uit Estland. Hij leverde in 1936 een unieke prestatie door in het zwaargewicht goud te winnen in twee disciplines: het Grieks-Romeins en het vrij worstelen. In de beslissende partij in het Grieks-Romeins was hij in de Deutschlandhalle de Duitser Kurt Hornfischer de baas. De impact van zijn prestatie was minder dan die van sprinter en verspringer Owens, die vier keer goud won en als donkere atleet in het ‘arische Berlijn’ van Hitler cs veel tanden deed knarsen – Palusalu was een blonde reus.

In zijn eigen Estland was de impact wel groot. Het jonge land had behoefte aan helden. De sportieve triomf van Palusalu (die een jaar eerder, in het kader van een regeringsprogramma voor de ‘ver-esting’ van namen, zijn achternaam had gewijzigd van Trossmann in Palusalu) kwam als geroepen. Kijk maar eens naar de beelden van de ontvangst bij zijn terugkeer uit Berlijn.

 

Palusalu (1908-1987) werkte in de die tijd in de hoofdstad Tallinn als bewaarder in de Patarei gevangenis. Voor zijn Olympische prestaties kreeg hij een boerderij cadeau, compleet met een flink stuk grond. Toch bleef hij tot in 1940 – zijn carrière als topsporter was toen door een schouderblessure al in het slop geraakt –  in de gevangenis werken. Een handvol jaren later zou hij er aan de aan de andere kant van de tralies belanden. 

In augustus 1940 werd Estland door de Sovjetunie ingelijfd. Bijna een jaar later volgde de Duitse invasie. Kristjan Palusalu werd opgeroepen voor het Sovjetleger en belandde in de provincie Archangelsk bij een arbeidersbataljon, dat niet bestemd was voor het front. Hij voelde er desondanks niks voor om dienst te doen in het Rode Leger en deserteerde, in de hoop om Finland te bereiken. De vlucht mislukte en op 18 september 1941 werd hij ter dood veroordeeld. De straf werd omgezet in dienst aan het front in Karelië en daar belandde hij als nog bij de Finnen, zij het gewond en als krijgsgevangene. Begin januari 1942 laten de Finnen Palusalu vrij en kan hij terug naar Estland. In het najaar van 1944 verdrijft het Rode Leger de Duitsers en wordt Estland opnieuw door de Sovjets bezet. Op 12 januari 1945 staat de NKVD bij Palusalu – deserteur uit het Sovjetleger – voor de deur. De sportheld van Estland wordt gearresteerd.

Zoals gezegd, ik kende Kristjan Palusalu en zijn verhaal niet. Zijn naam kwam ik tegen in het boek Сколько стоит человек (Hoeveel kost een mens) van Jefrosinija Kersnovskaja. Zij wordt in 1941 in Bessarabië gearresteerd en belandt in 1944, na vele omzwervingen en ontberingen, in een kamp Norilsk, waar ze aan de slag moet in de bouw. Ze wordt er met een bloedvergiftiging opgenomen in het kampziekenhuis, overleeft ternauwernood, en heeft het geluk dat ze, eenmaal weer op de been, in het ziekenhuis mag blijven werken.

Kersnovskaja doet in haar boek uitgebreid (bijna achthonderd pagina’s) verslag van haar ervaringen in de Goelag, geïllustreerd met eigen tekeningen. Het ziekenhuis telt een aantal Estse gevangenen onder het medisch personeel en die raken plots opgewonden wanneer er een zieke landgenoot wordt binnengebracht: “… de zwaargewicht-worstelaar die de eerste plaats bezette in zijn klasse op de Olympische Spelen in Berlijn in 1936”, schrijft Kersnovskaja. “Zijn lange benen met enorme voeten strekten tot aan de deur.” In een noot (niet toegevoegd door Kersnovskaja) staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).

De “zwaargewicht-worstelaar”. (Tekening en tekst van Kersnovskaja.)

Van de olympisch kampioen is weinig meer over, maar hij komt er bovenop, schrijft Kersnovskaja, en hij mag in Norilsk aan de slag als trainer van niet-gevangenen. Ik wilde meer weten over Palusalu, die imposante Estse sportheld die de Goelag had overleefd. Ik ging op zoek en vroeg me al snel af: klopt dat wel, die noot bij het verhaal van Kersnovskaja? Was dat Palusalu wel, daar op die behandeltafel in het kampziekenhuis van Norilsk?

Deel 2.

—————-

Later dit jaar verschijnt het boek van Jefrosinija Kersnovskaja bij uitgeverij Pegasus in een Nederlandse vertaling van Margreet Strijbosch.

(Over Kersnovskaja schreef ik al eens een stukje, niet wetende dat het nog tien jaar zou duren voordat ik haar boek eindelijk zou lezen.)