sovjetunie

Aleksej Motorov - De jonge jaren van verpleger Parovozov. Schetsen vol 'klein' heimwee naar de USSR.

(Eerste publicatie: 5-5-2013)

Motorov De jonge jaren van verpleegster Parovozovo

Aleksej Motorov heeft met Юные годы медбрата Паровозова  (De jonge jaren van verpleger Parovozov) een snaar geraakt. Tot de klassieken van de Russische literatuur zal het boek niet gaan behoren, maar dat het bij de literaire prijs NOS-2012 de meeste publieksstemmen kreeg, verbaast me niet. (De jury kende de prijs uiteindelijk toe aan Знаки внимания van Lev Roebinsjtein.)

Joenye gody … lijkt aanvankelijk niet meer dan een verzameling vaardig geschreven schetsen over een Moskous ziekenhuis in het midden van de jaren tachtig. Verpleger Parovozov werkt er op de intensive care. Gaandeweg wordt het beeld echter breder. Wat Motorov beschrijft is een verdwenen land en vooral: een verdwenen manier van leven, dat iedereen die de USSR bewust heeft meegemaakt zich nog zo goed herinnert en dat zo onschuldig aandoet vergeleken bij de realiteit van vandaag. Zo beschrijft Motorov de kleine trucjes die het personeel van de attracties in het Gorki Park uithaalt om een centje bij te verdienen. Vergelijk dat eens met de corruptie die het leven in het Rusland van nu zo zwaar vergiftigt. Joenye gody ... verwoordt de nostalgie naar de alledaagse USSR. Enige vorm van heimwee naar het grote Sovjet-rijk is Motorov daarbij gelukkig vreemd.

De dagelijkse gang van zaken in het ziekenhuis, de talrijke types die voorbijkomen, de patiënten, het hoofd van de afdeling – het wordt allemaal levendig beschreven. Zuster Tamara bijvoorbeeld, geboren in Abchazië en niet op haar mondje gevallen:

 – Ну что, колхоз, все женихов ждем? – с нескрываемой насмешкой произносила она, когда, по своему обыкновению, девушки из общежитий заводили свою бесконечную тоску о том, кто женился, кто развелся, кого поматросили и бросили, кто и на такой вариант согласен, а кто и всякую надежду потерял.

Motorov Russische literatuur

Toch zijn het vooral de talrijke doorkijkjes op het leven buiten het ziekenhuis die Joenye gody …  boeiend maken. Hoe je aan de vooravond van de perestrojka met wat handigheid en blat kon rondkomen van 150 roebel, hoe er jacht werd gemaakt op defitsit en je in de rij stond (“Кто в винный не стоял, тот жизни не знает.”). Een klein detail: terloops noemt Motorov de legendarische voetbalwedstrijd USSR-België (3-4) op het WK in Mexico. En natuurlijk moest ik meteen denken aan de Belgische commentator Rick de Saedeleer: “Een SS-20!” (De Rus die die SS-20 in het Belgische doel schoot, was Igor Belanov.)

Aleksej Motorov schreef zijn boek min of meer bij toeval. Via de site Odnoklasniki (een mengeling van Facebook en Schoolbank) kwam hij oude bekenden op het spoor, hij deelde met hen herinneringen en schreef ze op. Hij liet ze rondgaan in zijn kennissenkring en via-via belandden ze bij uitgeverij Corpus, waar men verder weinig tijd verspilde. Er ligt een tweede verzameling herinneringen klaar, zo’n driehonderd pagina’s over de pionierskampen uit zijn jeugd. In een interview met Bolsjoj Gorod zegt Motorov over zijn schrijverschap: “Als er een tweede boek verschijnt (met pioniersherinneringen), zou dat mooi zijn. Maar ik denk niet dat ik zo’n schrijver kan zijn die zijn eigen verzonnen wereld schept, die de personages in interessante situaties plaatst en observeert.”

(Motorov schrijft in zijn boek over de moord op een bekende Russische schaatser. Daarover gaat mijn volgende stukje.)

Mooie, bescheiden memoires van Sergej Gandlevski - over de creatieve intelligentsia in de late USSR

(Eerste publicatie: 14-3-2013)

Sergej Gandlevski

Sergej Gandlevski

De creatieve intelligentsia in de laatste dertig jaar van de USSR, wie zich daar een beeld van wil vormen, of wie dat beeld nog eens wil oproepen - lees vooral Бездумное былое (Bezdoemnoje byloe) van Sergej Gandlevski.

Gandlevski (Moskou, 1952) is de bescheidenheid zelve. In niet meer dan 160 pagina’s kijkt hij terug op zijn leven tot nu toe. Laconiek, vriendelijk ironisch en met wijze afstandelijkheid vermengd met weemoed. Hoe hielden Gandlevski en zijn kameraden zich staande in een omgeving die hun weerzin wekte? Hoe creëerden zij hun eigen ruimte, waar zij hun eigen, innerlijke vrijheid beleden?

memoires jaren zeventig Sovjetunie intelligentsia

Gandlevski hield zich in financieel opzicht staande door poëzie te vertalen. Hij schetst in nog geen twee pagina’s een verdwenen wereld, waarin dichters uit Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië en al die andere buitengewesten van de USSR konden rekenen op vertalingen in het Russisch – in naam van de vriendschap der volkeren. Grove vertalingen werden verdeeld over uitgeverijen, waar elke redacteur een cirkeltje van dichters had, die zorgden voor prachtige, rijmende regels in het Russisch. Behoorde je tot zo’n cirkeltje, dan was je kostje gekocht. Je verdiende bepaald niet slecht en had daarnaast alle gelegenheid om je eigen creatieve gang te gaan. En dat je regels produceerde waarin niet zelden de USSR werd geloofd en geprezen, nou ja. Het waren niet jouw regels, je vertaalde ze alleen maar.

Het kleine hoekje met de eigen vrijheid, dat wordt omspoeld door een zee van stompzinninge staatsideologie, blijkt niet voor iedereen afdoende. Drank biedt een ontsnappingsroute, net als emigratie. Gandlevski blijft (ook nadat de USSR is verwenen) en begroet de omwentelingen eind jaren tachtig enthousiast. Adembenemend zijn de historische onthullingen, de stroom publicaties van ooit verboden boeken houdt maar aan. En in de kommoenalka van Gandlevski maken twee vaders zich op om de straat op te gaan. Hijzelf om te gaan demonstreren, buurman agent om de demonstranten in toom te houden.

Dat enthousiasme verdampt, al komt Gandlevski de economisch zware jaren negentig redelijk ongeschonden door. Het is vooral de komst van Poetin en de ontwikkelingen in de jaren daarna die Gandlevski en de zijnen weer doen terugkeren naar hun eigen hoekje, waar ze staat en overheid zo ver mogelijk op afstand proberen te houden. “In 2000 kwam er in Rusland een weerzinwekkende man aan de macht – een sovjet-spookbeeld dat naar het onderbewustzijn was verdrongen, iets laags, van de straat, iets uit een dronken slaap. Hij en zijn helpers gingen aan de slag en begonnen het land dat zich op een kruispunt bevond, toegewijd en kundig te verleiden – alsof je een glas wodka voorhoudt aan een totaal aan de drank geraakte man, die net min of meer heeft besloten om te stoppen met drinken”.

Bezdoemnoe byloe telt tal van zulke doordringende observaties. Nog een aantal redenen waarom ik Gandlevski's boek met veel plezier heb gelezen:

- Vanwege het prachtige woord Диккенсовщина  (Dickens-achtige toestanden) dat ik tegenkwam.

- Omdat Aleksej Tsvetkov wordt genoemd  (ik schreef onder meer hier over zijn gedichten die op muziek zijn gezet.

- Omdat er een foto in staat van Timoer Kibirov, schrijver van een van mijn favoriete boeken van de afgelopen jaren (daarover schreef ik hier).

- En omdat ik Gandlevski grotendeels las in café Pasternak in Berlijn.

Café Pasternak Berlijn

Hoe ik (bijna) versierd werd door een agente van de Russische vreemdelingenpolitie

(Eerste publicatie: 3-3-2013)

vreemdelingenpolitie Rusland Sovjetunie OVIR visum

----------------------

Jerke Verschoor - u kent hem van het [inmiddels opgeheven] Poetinblog* - plaatste bovenstaande foto op Facebook. Hij betreurde het, zo schreef hij erbij, dat niet dit peloton gezagsdragers belast was met de controle van zijn papieren.

Het deed me denken aan een voorval, tien jaar geleden, bij de Russische vreemdelingenpolitie in Sint-Petersburg. Ik schreef er indertijd een verhaaltje over dat werd afgedrukt in NRC-Handelsblad. Gaat u mee terug naar 2002?


Eer aan het Sovjet-volk!

Ik ben lid van de vereniging `Vrienden van de Goede, Oude Sovjetunie'. Bijeenkomsten houdt onze vereniging niet, maar als leden elkaar tegenkomen, begroeten zij elkaar met leuzen als `EER AAN HET SOVJET-VOLK!' of `USSR, BOLWERK VAN DE VREDE!'. We maken ons boos over de talloze nieuwigheden die het reizen naar Rusland hebben beroofd van alle spanning en romantiek.

Onze vereniging leidt een kwijnend bestaan. Tegen de hervormingen die Rusland hebben overspoeld, staan we machteloos. Zo was vroeger de aankomst op het vliegveld van Moskou of Leningrad (de stad heeft helaas haar oude naam St. Petersburg weer terug) een evenement, met minutieuze controles van paspoort, visum en bagage. Een meegesmokkelde brief, zwarte roebels in een leeg fotorolletje – het waren heldendaden waar je nog lang een voldaan gevoel aan overhield.

Toen een aantal jaren geleden groene doorgangen verschenen met daarboven een bord `Niets aan te geven', begrepen we dat verder verzet zinloos was. Niks was meer heilig. Op het majestueuze Paleisplein in St. Petersburg, ooit het decor van de revolutie, waar tot in de jaren negentig agenten ingrepen bij onaangepast gedrag (vrolijk fluiten, op de stoeprand zitten), word je tegenwoordig omvergereden door skaters.

Toch is er een klein hoekje waar moedig weerstand wordt geboden aan de nieuwe tijd: de wachtkamer van de visum- en paspoortpolitie, OVIR in het Russisch. Ik moest er mijn visum laten registreren en voor een lid van bovengenoemde vereniging is dat een feest. 

 

registratie visum OVIR Rusland

Aan de muren hangen – drie keer nageteld – vijfenvijftig formulieren voor uiteenlopende procedures als het aanvragen van het Russisch staatsburgerschap en de `dactyloscopische staatsregistratie van burgers van de Russische Federatie'.

Vandaag is het spreekuur voor buitenlanders. Vroeger had dat iets exclusiefs. Je zag er een enkele Amerikaan, een verdwaalde Duitser, en in een kwartier stond je weer buiten. Nu de vroegere Sovjet-republieken ook buitenland zijn geworden, puilt de broeierige wachtkamer uit van de Oekraïeners, Georgiërs en Russen met een Lets of Litouws paspoort. Een Russisch dametje naast me veegt het zweet van haar voorhoofd en verzucht: ,,We zijn allemaal buitenlanders geworden. Ooit was ik inwoonster van de Sovjet-Unie, nu ben ik inwoonster van Oezbekistan. Zeg maar: een niemand.''

Even overweeg ik haar te vertellen van onze vereniging.

De temperatuur stijgt nog aanzienlijk wanneer het spreekuur begint en iedereen samendromt voor die ene deur waarachter de machtige OVIR-agenten hun werk doen. Tot mijn genoegen worden de ongeschreven wetten van de echte Sovjet-rij nog keurig nageleefd. Iedereen maakt met iedereen ruzie en lichamelijk contact wordt niet geschuwd. Na twee uur mag ik naar binnen.

En dan gebeurt het. De medewerkster in uniform bij wie ik mijn formulieren (drie stuks) inlever, ziet zoals alle Russen in één oogopslag dat ze hier van doen heeft met een echte buitenlander, zo eentje van vroeger. Kennelijk dromend van een ander leven, besluit ze haar geluk te beproeven. Onopvallend dirigeert ze me naar een hoek, buiten gehoorsafstand van haar collega's, kijkt me doordringend aan en vraagt of ik zin heb om zaterdag met haar de stad uit te gaan. Na mijn vriendelijke afwijzing daalt onmiddellijk het vertrouwde ijsgordijn weer neer. Ze neemt mijn papieren in ontvangst en twee minuten later sta ik buiten. Daar begrijp ik pas wat er gebeurd is en als lid van de vereniging `Vrienden van de Goede, Oude Sovjetunie' word ik even ontzettend boos. Dat had ze vijftien jaar geleden niet gedurfd! Ontslag wegens `ongeoorloofd contact met een buitenlands staatsburger' was wel het minste wat haar toen boven het hoofd had gehangen.

Later die dag heb ik bij mijn kennissen veel succes met het verhaal over de OVIR-agente. Dat ik zo'n kans heb laten lopen om voortaan buiten de rij om geholpen te worden! Voor onze vereniging is het een nederlaag, en een grote bovendien. De Russen zijn hun angst kwijt. De dreigende schaduw van een totalitair regime, dat het leven van generaties heeft verpest, is verdwenen. Dat is slecht voor onze vereniging, maar goed voor Rusland en de Russen.

(* Jerke Verschoor is vandaag de dag directeur van Nuffic Nesco Rusland)

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 4, slot

(Eerste publicatie: 26-2-2013)

Robert Capa Steinbeck A Russian Journal

John Steinbeck en Robert Capa krijgen tijdens hun reis door de USSR de kans om in de buurt van Kiev een kolchoz te bezoeken, iets wat vooral Steinbeck hoog op zijn verlanglijstje heeft staan. Ze mogen er zelfs twee bezoeken. Want, zo blijkt uit de rapporten van hun begeleiders, de Amerikanen mogen niet denken dat ze met één rooskleurig plaatje om de tuin worden geleid.

Net als elders krijgen Steinbeck en Capa ook van de kolchozboeren weer de bekende vragen die, zo schrijft Steinbeck in zijn reisverslag A Russian Journal, rechtstreeks uit de Pravda lijken te komen: “It seems to us that the American people are democratic people. Can you explain to us why the American government has as its friends reactionary governments, the governments of Franco en Trujillo, the dictatorschip of Turkey, and the corrupt monarchy of Greece?”

Helemaal geen slechte vraag, maar niet eentje die je verwacht op het Oekraïense platteland, waar de boeren zich in 1947 toch vooral afvroegen of er de komende winter wel voldoende voedsel zou zijn. Tegen die achtergrond zijn ook de maaltijden die Steinbeck en Capa krijgen voorgezet (er wordt overnacht, het ontbijt begint met wodka) opvallend. Een beschrijving van een copieus diner sluit Steinbeck aldus af: “We ate far too much. We ate the little cherry cakes and honey until our eyes popped”.

Het bezoek aan de twee kolchozen was dan ook goed voorbereid. Journalist Vladimir Tolts haalde de geheime verslagen boven water en die laten zien hoe gedetailleerd dat gebeurde. Helaas is Tolts niet scheutig met citaten (“Ik zal u niet vermoeien met saai geciteer uit de talloze geheime rapporten”), maar hij geeft wel een algemeen beeld.

Er mogen geen personen te zien zijn die duidelijk slecht gevoed zijn. De mogelijke gesprekspartners van de Amerikanen zijn geselecteerd en geïnstrueerd. Eventueel dienen zij te worden aangevuld met betrouwbare partijkaders. (De eerste secretaris van het rayoncomité wordt aan de gasten voorgesteld als eenvoudige boekhouder). En dan toch een citaat: “We zullen proberen om hen bij monde van kolchozboeren … duidelijk te maken dat bij ons volk en regering een eenheid vormen, en dat onze pers, noch onze regering … de Sovjet-mensen opzet tegen de Amerikanen, maar juist met veel sympathie spreekt over het Amerikaanse volk en onderstreept dat het Amerikaanse volk geen oorlog wil.” En verder dienen er voldoende levensmiddelen – inclusief drank - te worden aangevoerd voor prettige maaltijden. Die hadden een duidelijk effect, zo valt te lezen in een van de geheime verslagen (niet in A Russian Journal). De laatste dag van het kolchozbezoek bracht Steinbeck grotendeels door “uitrustend in het gras naast het huis”.

Steinbeck had natuurlijk door dat hij werd gefêteerd. “They put on the same show a Kansas farmer would put on for a guest.” Met dat ene zinnetje (A Russian Journal telt er meerdere) velt Steinbeck een genadeloos vonnis over zichzelf en over zijn reisverslag. Ja, hij wordt gefêteerd, maar nog veel meer wordt hij bedrogen. Hij heeft het niet gemerkt.

Steinbeck propaganda Sovjetunie communisme

A Russian Journal is de moeite van het lezen waard – juist vanwege dat wrange bedrog. En ook vanwege de vele simpele observaties, de beschrijvingen van de Sovjetunie in 1947, waar de sporen van de oorlog nog alom aanwezig zijn. En ook de suffige toon, de bochten waarin Steinbeck zich wringt om toch vooral objectief te zijn – het levert een boeiend document op. Hoe suffig A Russian Journal is, moge blijken uit de laatste zin: “We have no conclusions to draw, except that Russian people are like all other people in the World. Some bad ones there are surely, but by far the greater number are very good.”

Hier deel 1deel 2 en deel 3.

Steinbeck Capa Russia 1947

(Mocht u A Russian Journal willen aanschaffen, koopt u dan niet de Penguin-editie ('Penguin Classics'), daarin zijn de foto's van Robert Capa slecht weergegeven.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 3

(Eerste publicatie: 24-2-2013)

Steinbeck Capa A Russian Journal Soviet Union 1947

Schrijver John Steinbeck en fotograaf Robert Capa verbleven in 1947 twee maanden in de Sovjetunie. Hun gastheren deden er alles aan om de twee ervan te overtuigen dat zij zich in het epicentrum van het menselijk geluk bevonden. Dat lukte niet helemaal. Steinbeck schreef in zijn reisverslag A Russian Journal, dat in 1948 verscheen: “… we were conscious of being depressed. We couldn’t figure out exactly why, and then it came to us: there is very little laughter in the streets, and rarely any smiles. People walk, or rather scuttle along, with their heads down, and they don’t smile.” Dat was na een week in Moskou.

Dergelijke passages in het begin van het boek moeten in de Sovjetunie met afgrijzen zijn gelezen. Waren alle inspanningen van het VOKS (de organisatie voor culturele betrekkingen aan wie de Amerikaanse gasten waren toevertrouwd) dan voor niks geweest? 

Dat zeker niet. Uit de dagelijkse rapporten die door de begeleiders van Steinbeck en Capa werden opgesteld, blijkt dat de toneelstukjes die her en der werden opgevoerd, met ‘toevallige’ ontmoetingen en ‘spontane’ gesprekken, vrijwel volledig voor zoete koek werden geslikt. Vooral het bezoek aan twee Oekraïense kolchozen (waarover meer in het vierde en laatste deel) was in dat opzicht een topprestatie. Veel moeizamer verliep de strijd op het ideologische front.

Grote onzekerheid heerste er bij de gastheren over de politieke opvattingen van Steinbeck en Capa en hun sympathie – of juist antipathie  – jegens de USSR. Met alcohol als smeermiddel werden de twee Amerikanen (zij bleken gewillige innemers) voortdurend tot uitspraken verleid. Die stemden niet optimistisch. Op de vraag wat zij vonden van de Amerikaanse communistische partij, kwam het eensluidende antwoord (niet vermeld in A Russian Journal, wel in de geheime rapporten) dat zij die als een dommige sekte beschouwden. De onrust onder de gastheren werd gevoed door het (onjuiste) vermoeden dat Steinbeck en Capa Russisch spraken, maar dat verborgen hielden. “Ze antwoordden eerder dan er vertaald werd, ze reageerden duidelijk op wat er gezegd werd, vóór de vertaling”, zo werd tijdens hun verblijf in Kiev genoteerd.

Daar in Kiev werd verder opgemerkt: “… het valt niet met zekerheid te zeggen of Steinbeck anti-sovjet-overtuigingen heeft. Onze opdracht is: waakzaam zijn en hem feiten tonen die hem dwingen om conclusies te trekken in ons voordeel, en hem geen voedsel bieden voor provocaties.”

Het woordje voedsel klinkt onbedoeld dubbelzinnig. Steinbeck werd tijdens zijn bezoek aan de twee kolchozen, op het Oekraïense platteland waar de voedselvoorziening precair was, zo overdadig gevoed en gedrenkt, dat hij eindigde liggend op het gras, tot weinig kritische observaties meer in staat.

Hier deel 1, deel 2 en deel 4.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 2

(Eerste publicatie: 18-2-2013)

Steinbeck Capa Moscow A Russian Journal

Schrijver John Steinbeck bezocht in 1947 met fotograaf Robert Capa de Sovjetunie. De schrijver en de fotograaf wilden nu weleens met eigen ogen zien hoe het gewone volk daar leefde en daar zo sec mogelijk verslag van doen. De gastheren van het duo namen daar een flink risico mee. Tijdens zo’n reis kan je de regie wel in handen hebben, maar wat doen die  schrijver en fotograaf met hun materiaal, wanneer ze weer terug zijn in de VS, buiten het bereik van allerlei oplettende en goed geïnstrueerde kameraden?

Journalist Vladimir Tolts vond de verslagen – hij noemt ze ‘geheime dagboeken’ - die dagelijks werden opgemaakt door de begeleiders van Steinbeck en Capa. Ze bieden een fascinerend inkijkje in de wijze waarop in de tijd van Koude Oorlog en ideologisch strijdgewoel met dergelijk ‘hoog bezoek’ werd omgesprongen.  

Steinbeck en Capa arriveerden in september vanuit Helsinki via Leningrad in Moskou, hun eerste pleisterplaats. Steinbeck schrijft in zijn reisverslag, A Russian Journal: “The Hotel Metropole was a rather grand hotel, with marble staircases and red carpets, and a great gilde elevator that ran sometimes. And there was a woman behind the desk who spoke English. We asked for our rooms, and she had never heard of us. We had no rooms.”

De twee zijn toevertrouwd aan het VOKS, een organisatie voor de culturele banden met het buitenland. Daar is men vreemd genoeg verrast door de aankomst van de twee Amerikanen, die uiteindelijk worden ondergebracht in het Savoy Hotel. Daar wordt het de twee duidelijk dat lang niet iedereen in Moskou heeft zitten slapen: “As time went on, Capa posted himself in the windows more and more, photographing little incidents that happened under our windows. Across the street, on the second floor, there was a man who ran a kind of camera repair shop. He worked long hours on equipment. And we discovered late in the game that while we were photographing him, he was photographing us.”  

Steinbeck Capa A Russian Journal

Het zijn de verslagen van VOKS-medewerkers en van de tolk Svetlana – door Capa en Steinbeck Sweet Lana genoemd - die Tolts heeft ingezien. Dagelijks werd gerapporteerd aan het Centraal Comité en het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de voortgang van de reis en de successen op ideologisch terrein. Want dat valt op: de obsessieve wijze waarop getracht wordt om vooral Steinbeck te overtuigen van de superioriteit van het Sovjet-model. Door wat hij te zien en vooral ook te horen krijgt, moet in zijn toekomstige reisverslag ”offensieve propaganda tegen de ideologie van Amerikaanse reactionaire kringen” doorklinken. Steinbeck, zo hopen zijn gastheren vurig, zal na thuiskomst de “oorloghitsers” en “anti-sovjetlasteraars” in zijn land ontmaskeren.

Waar Steinbeck ook komt, in het theater, bij een circusvoorstelling of een kolchoz, hij krijgt van de ‘toevallig aanwezigen’ steeds weer vragen over de ‘imperialistische politiek’ van de VS, en steeds weer wordt hem duidelijk gemaakt dat het Marxisme onfeilbaar is en dat de Sovjet-democratie een democratie is van een hogere orde. Steinbeck wordt er horendol van.  

Wordt vervolgd.

Hier deel 1deel 3 en deel 4

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 1

(Eerste publicatie: 14-2-2013)

Robert Capa Moscow Red Square Rode Plein Russische vrouwen fotografie

Deze foto werd in 1947 in Moskou genomen door de vermaarde Amerikaanse fotograaf Robert Capa. Een triestere foto is nauwelijks denkbaar. De vrouwen dansen met elkaar, de mannen waren achtergebleven op de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog.

Capa, vooral vermaard als oorlogsfotograaf, bezocht de Sovjetunie samen met John Steinbeck, de schrijver die toen al een grote naam had en in 1962 de Nobelprijs voor literatuur zou ontvangen. Twee maanden verbleven ze in de Sovjetunie, in 1948 verscheen hun reisverslag: A Russian Journal.

John Steinbeck

John Steinbeck

Toen ik een tijdje terug bovenstaande foto tegenkwam, dacht ik al: dat boek moet ik toch eens lezen. Dat dacht ik helemaal, toen ik korte tijd later op een serie artikelen stuitte van journalist Vladimir Tolts. Die had uit de Russische archieven het ‘Dossier Steinbeck’ opgeduikeld, waarin duidelijk beschreven staat hoe het Amerikaanse duo een stevig rad voor de ogen werd gedraaid. De scherpe kanten van de Sovjet-samenleving dienden buiten beeld te blijven, of anders flink te worden gecamoufleerd. Uit diezelfde archieven – en ook uit het reisverslag zelf – blijkt dat men daarin grotendeels slaagde.

A Russian Journal is – je zou het op grond van de foto boven aan dit stukje al snel denken – geen triest boek. Het is wel een eigenaardig boek. Steinbeck probeert uit alle macht begrip te tonen voor de minder leuke dingen die hij (ondanks alle inspanningen van de ‘tegenpartij’) gedurende de twee maanden van zijn verblijf in de USSR om zich heen ziet. Je voelt dat hij zich daarbij geweld aan doet en krijgt bijna medelijden met hem.

Daarbij had hij zich tot doel gesteld om alleen maar op te schrijven wat hij zag. “We would try to do honest reporting, to set down what we saw and heard without editorial comment …” To set down what we saw … Daar wilden de gastheren Steinbeck graag bij helpen. Uit de door Tolts bestudeerde archieven blijkt hoever men daarbij ging. Zo stond er in Oekraïne op nadrukkelijk verzoek van Steinbeck een bezoek aan een kolchoz op het programma. Hij wilde graag zien hoe het gecollectiviseerde platteland erbij lag, zo kort na de oorlog. Gesprekken met gewone boeren? Als dat zou kunnen! Het werd zelfs een bezoek aan twee kolchozen, want bij een bezoek aan één kolchoz zou de geachte schrijver misschien denken dat hem daar met de copieuze maaltijden en de politiek bijzonder goed geïnformeerde kolchozboeren en – boerinnen een oor werd aangenaaid.

Robert Capa

Robert Capa

Hier deel 2, deel 3 en deel 4.

Benedikt Sarnov beschrijft in 'Stalin en de schrijvers' het spel van wurgslang en konijn

(Eerste publicatie: 13-1-2013)

Benedikt Sarnov Stalin schrijvers

Het was geen spel van kat en muis – veeleer het spel van een wurgslang en een groepje konijnen. Dat beeld komt bovendrijven bij het lezen van het beklemmende Сталин и писатели (Stalin i pisateli/Stalin en de schrijvers) van Benedikt Sarnov. 

In vier kloeke delen beschrijft Sarnov het lot van de belangrijkste Russische schrijvers onder Stalin – van Gorki tot Boelgakov, van Pasternak tot Fadejev, van Babel tot Achmatova. De macht die hij over hen had was onbeperkt, angstaanjagend en verlammend. Hij maakte hen tot trouwe dienaar (Fadejev, Simonov), maakte ze monddood (Zosjtsjenko, Achmatova) of joeg ze echt de dood in (Babel, Mandelstam). 

Sarnov beschikt over een weidse blik en een vlotte pen. Ogenschijnlijk springt hij van de hak op de tak (een citaat van Zosjtsenko hier, een uitwijding over Hamlet daar), maar alles voert steevast naar het onderwerp dat voorligt: de afscheidsbrief van Fadejev, de vriendschap van Babel met leden van de geheime dienst of de toneelstukken van Erdman.

Je hoeft het werk van een schrijver niet te kennen om toch gepakt te worden door Sarnovs verhalen. Zo heb ik nooit wat gelezen van Aleksandr Fadejev, maar in het vierde en laatste deel van Stalin en de schrijvers zijn juist de bladzijden over hem het boeiendst. (Over een eerder deel van Sarnovs boek schreef ik hier.)

Aleksandr Fadejev

Aleksandr Fadejev

Fadejev pleegde op 13 mei 1956 (ruim drie jaar na de dood van Stalin) zelfmoord. Hij liet een brief achter, met als eerste zin: “Ik zie geen mogelijkheid om verder te leven, omdat de kunst waaraan ik mijn hele leven heb gegeven, te gronde is gericht door de van zichzelf overtuigde, ongeletterde partijleiding en nu niet meer hersteld kan worden.”

Fadejev (zijn bekendste boek is Molodaja Gvardija/De Jonge Garde) zag de literatuur als het hoogste goed. Dat bleek moeilijk te combineren met zijn hang naar macht en zijn liefde en angst voor Stalin. Privé kon Fadejev met vuur Boris Pasternak citeren, maar als voorzitter van de Schrijversbond overgoot hij de dichter met modder. Hij hield van het schrijversduo Ilf en Petrov, maar noemde hun werk in een officieel stuk van de Schrijversbond “lasterlijk”.

Fadejev besefte tegen het einde van zijn leven dat hij zelf een flinke steen had bijgedragen aan de vernietiging van de literatuur. Dat niet alleen - hij had de funeste uitwerking van de knellende band tussen literatuur en Kremlin zelf aan den lijve ondervonden. In opdracht van Stalin was hij begonnen aan de roman Tsjornaja metalloergija (IJzerindustrie). Centraal daarin moest de Grote Leider zelf staan, strijdend tegen ‘verraders’ die de ijzerindustrie wilden saboteren. Het schrijven verliep stroef en liep uit op jarenlang geworstel. Toen na de dood van Stalin bleek dat er helemaal geen ‘verraders’ in de ijzerindustrie (of welke andere industrie dan ook) waren, bleek Fadejevs geworstel ook nog eens voor niets te zijn geweest.

Konstantin Simonov 

Konstantin Simonov

 

Fadejev ga ik niet lezen. Anders ligt dat bij Konstantin Simonov. Ook hij – winnaar van zes Stalinprijzen – produceerde gedrochten (Sarnov doet daar vrij laconiek over), maar daar staat zijn vaak ontroerende liefdeslyriek tegenover. Het contrast tussen beide soorten werk kan bijna niet groter zijn en het is verbazingwekkend dat Simonov na de dood van Stalin – toen de hallucinante poppenkast ineenstortte – niet ook, net als collega Fadejev, kapotging aan twijfels en schuldgevoel. Simonov komt in deel 4 van Stalin en de schrijvers ook uitgebreid aan bod. Al komt hij bepaald niet sympathiek over – zijn gedichtenbundel S toboi i bez tebja (Met en zonder jou) schaf ik zeker aan.

Het bekendste gedicht van Simonov is Zjdi menja (Wacht op mij), uit 1941. Onder de tekening op deze envelop staat de eerste regel uit het gedicht. (Ik waag mij niet aan een vertaling.)


Жди меня

Жди меня, и я вернусь.
Только очень жди,
Жди, когда наводят грусть
Желтые дожди,
Жди, когда снега метут,
Жди, когда жара,
Жди, когда других не ждут,
Позабыв вчера.
Жди, когда из дальних мест
Писем не придет,
Жди, когда уж надоест
Всем, кто вместе ждет.
Жди меня, и я вернусь,
Не желай добра
Всем, кто знает наизусть,
Что забыть пора.
Пусть поверят сын и мать
В то, что нет меня,
Пусть друзья устанут ждать,
Сядут у огня,
Выпьют горькое вино
На помин души...
Жди. И с ними заодно
Выпить не спеши.
Жди меня, и я вернусь,
Всем смертям назло.
Кто не ждал меня, тот пусть
Скажет: - Повезло.
Не понять, не ждавшим им,
Как среди огня
Ожиданием своим
Ты спасла меня.
Как я выжил, будем знать
Только мы с тобой,-
Просто ты умела ждать,
Как никто другой.

Joeri Vizbor - Verhaal van een vrouw

(Eerste publicatie: 20-12-2012)



Julia klotchkova attendeerde me op dit prachtige lied van Joeri Vizbor. Waarvoor dank. Mijn vertaling staat onder de Russische tekst. Ik heb die in het Nederlands slechts begrijpbaar willen maken – niet ook zingbaar, dat zou nogal wat ingrepen hebben vereist.

De plaatjes in het filmpje hierboven zijn misleidend. Ik plaats het tafereel uit het lied zo ongeveer in de tweede helft van de jaren zeventig.

Van Julia verscheen overigens recent een Italiaans kookboek, dat te bestellen is bij ozon.ru.   

Юрий Визбор - Рассказ женщины

Он за мною видно шел, взял за локоть:
"Слушай Люся, будет очень хорошо,
Я живу в отдельном "люксе".
У него усы густы и глаза, как две букашки,
И виднеются кусты из-за ворота рубашки.
"Я не Люся", говорю, "а зовут меня Тамара
И такого не терплю, и такие мне не пара".

Припев: Десять лет варила суп, десять лет белье стирала,
Десять лет в очередях колбасу я доставала,
Десять лет учила я сверхсекретное чего-то,
Десять лет сидела я у окошка на работе,
Сердце стачивая в кровь десять лет дите растила,
Что ж осталось на любовь? Полтора годка, от силы.

Не смутился он ничуть, только глазом гладит платье:
"Я за вечер заплачу, сколько за год тебе платят",
Я играла в мяч ручной за спортивные награды
И была я центровой, и бросочек был что надо.
Я авосечку-суму из руки переложила,
Кавалеру своему меж букашек "засветила".
Мне до Щелковской - метро, а от Щелковской - автобус,
А в авоське шесть кило овощных консервов "Глобус".

Открываю тихо дверь - дочка долбит фортепьяно,
Ну, а мой "любимый зверь", он лежит, конечно, пьяный.
Снять ботиночки с него не тревожа постаралась,
От получки от его трешка мятая осталась.

На плите чаек стоит, дочка сладко засыпает,
За окном моим ГАИ громко частников ругает.
Гляну в телек: дым и чад, поколенье молодое
Все с гитарами кричат, как перед большой бедою.
Убрала я со стола, своего пригрела Пашку:
Всет-ки мало я дала тому гаду меж букашек.

Joeri Vizbor Russische muziek chanson bard


Joeri Vizbor – Verhaal van een vrouw

Kennelijk was hij achter me aan gelopen,
Hij pakte me bij de elleboog
“Luister, Ljoesja, het wordt heel leuk
Ik zit in een kamer-luxe alleen voor mezelf”
Hij heeft een stevige snor en ogen als twee kevertjes
En vanachter de kraag van zijn overhemd zie je de stuiken
“Ik ben Ljoesja niet”, zeg ik, “ik heet Tamara,
En hier moet ik niks van hebben, zulke types passen niet bij mij”.

Tien jaar heb ik soep staan koken, toen jaar beddengoed gestreken
Tien jaar voor worst in lange rijen moeten staan
Tien jaar heb ik voor iets supergeheims doorgeleerd
Tien jaar heb ik op m’n werk bij het loket gezeten

Met een tot bloedens slijtend hart heb ik tien jaar kindlief grootgebracht
Wat rest er nog voor de liefde? Een jaartje of anderhalf, hooguit.

Hij raakte geenszins van z’n stuk, strijkt alleen mijn jurk met z’n ogen
“Ik betaal voor de avond, meer dan ze je betalen in een jaar”.
Ik deed aan handbal, speelde om de prijzen
En ik was spits en had een worp van heb ik jou daar
Ik legde mijn boodschappennetje van de ene in de andere hand
En gaf mijn aanbidder een mep tussen z’n kevertjes

Tot Sjtsjelkovskaja met de metro, vanaf Sjtsjelkovskaja met de bus
In mijn netje heb ik zes kilo Globoes-groentepotten.
Ik doe zachtjes de deur open – dochter zit te bonken op de piano.
Nou, en mijn “geliefde beest”, die ligt er natuurlijk dronken bij
Ik probeerde zijn stappers uit de toen zonder hem wakker te maken
Van z’n loon is nog een verfomfaaid biljetje van drie over
Op het fornuis staat de theeketel, dochtertje valt zoet in slaap
Buiten voor mijn raam vloekt de politie snorders uit
Ik kijk naar de buis: rook en walm, de jonge generatie
Ze schreeuwen allemaal met gitaren, als voor een grote ramp.
Ik ruimde de tafel af, drukte mijn Pasjka tegen me aan
Ik had die schoft nog harder tussen z’n kevertjes moeten raken.