(Eerste publicatie: 24-12-2010)
“De meerderheid der Russen heeft geen drankprobleem.” Het is een bijna ontnuchterend zinnetje, op pagina 108 van het boek Davaj! De Russen en hun wodka. Dat moet ook maar even vermeld worden, zal schrijver Edwin Trommelen hebben gedacht, de lezer denkt anders dat in Rusland helemaal niemand meer op z’n benen kan staan.
Het procédé van Davaj! is simpel en doeltreffend. Trommelen zet citaten uit de rijke Russische literatuur over drank – vooral wodka natuurlijk – op een rij en vertelt er van alles omheen. Hij put uit eigen ervaringen, uit historische bronnen en de volkscultuur, wat thema’s oplevert als ‘Wodka en de macht’, ‘Kazerne en kamp’ en ‘Wat erbij te eten?’ De alcoholdampen slaan je tegemoet, na het zoveelste citaat denk je: nu maar even stoppen, morgen verder.
Trommelen beschrijft de Russische dankcultuur zonder ironie. Meewarig of neerbuigend wordt hij nergens, wat zeer te prijzen valt. Enige ontzetting voel je wel als lezer, wanneer bijvoorbeeld de talloze alternatieven worden beschreven in tijden van wodka-schaarste, zoals remvloeistof en parfum. Daar staan dan weer de vele prachtige citaten tegenover, die niet alleen veel duidelijk maken over de manier waarop Russen met wodka omgaan, maar die ook tot lezen aanzetten. De besnijder Naftoela Gertsjik uit Babels Verhalen uit Odessa, Vojnovitsj’ soldaat Tsjonkin, die te horen krijgt dat hij zojuist zelfgestookte drank op strontbasis heeft gedronken…
Trommelen citeert uit de Pravda van 18 maart 1940, waarin bezorgd wordt geschreven over stationsrestauraties als alcoholische bronnen van verderf. Meteen moest ik denken aan de restauratie van het station van Voronezj, waar ik veertig jaar na het Pravda-artikel menig uur doorbracht. Het station bevond zich vlakbij onze studentenflat. We gebruikten er de warme maaltijd, zelf koken hadden we opgegeven, want veel was er in de winkels niet te krijgen. Ik citeer mijzelf uit Oost-Europa Verkenningen nummer 77, februari 1983:
“[In de stationsrestauratie] verzamelde zich het meest uiteenlopende volk. Er werd veel gedronken en er gebeurde altijd wel iets. Al snel kwamen we niet alleen om te eten, maar ook om te kijken. Eens zaten we kalm op onze soep te wachten, toen naast ons een kale man losbarstte in gezang. De cheffin kwam aangesneld. ‘Ophouden’, schreeuwde ze, ‘onmiddellijk ophouden, verdomde zuiplap!’ De man wist nu alle ogen op zich gericht en zong door, waarop de cheffin hem met de vlakke hand op het kale hoofd sloeg, hem van tafel sleurde en buiten de deur zette. Brak er een vechtpartij uit tussen twee bezoekers, of zelfs tussen twee aangrenzende tafeltjes, en dreigden er onlusten op grote schaal, dan trommelde de cheffin haar hulptroepen op. Een paar obers en de portier snelden dan toe en leerden de heethoofden mores. Soms werd de cheffin bijgestaan door de politie. Die kwamen altijd met z’n tweeën. Dan werd het opeens stil in de zaal. Eén bleef bij de ingang staan, de ander stapte met zijn grote laarzen en dikke winterjas spiedend tussen de tafeltjes door, op zoek naar moordenaars. Verder dan iemand die het rookverbod overtrad heb ik hem nooit zien komen.”
Ik wil me nergens mee bemoeien, maar volgens mij kan dit citaat best opgenomen worden in de tweede druk van het mooie Davaj!
Er is een speciale site over het boek, met onder meer extra hoofdstukken, recensies en een promo-filmpje.
En hier nog het station van Voronezj. Van de restauratie heb ik er helaas geen gevonden. Onze studentenflat bevond zich tussen de bomen in de driehoek van de huizen links.