schilderkunst

Musk, Hawking, Gagarin en Pink Floyd op een kosmisch monument in de Russische provincie.

————————

————————-

Alweer aardig wat jaren geleden, in 2009, schreef ik over het stadje Borovsk, waar de schilder  Vladimir Ovtsjinnikov tal van huizen had opgefleurd met de meest uiteenlopende muurschilderingen. Sommige ervan oogden wat onbeholpen, maar het resultaat (het geheel was hier duidelijk meer dan de som der delen) mocht er zijn. En ik uitte de vrees dat de schilderingen vanwege het ongunstige klimaat in Rusland geen lang leven beschoren zouden zijn. Dat had ik mis. De schilderingen (fresco’s worden ze in Russische artikelen ook wel genoemd, maar dat klinkt wel erg enthousiast) zijn nog steeds te bewonderen en de verzameling werd zelfs uitgebreid.

Niet alles bleef bewaard. Zo kwam Ovtsjinnikov, die met zijn schilderingen het historisch bewustzijn van zijn stadsgenoten hoopt te versterken, met het plan om een monument of kapel op te richten voor lokale slachtoffers van de Stalinterreur. Toen de gemeente daar niet aan wilde meewerken, bracht de schilder achttien portretten (voor meer was geen plaats, vertelde hij aan de lokale krant) van geëxecuteerde stadsgenoten aan op een schutting niet ver van zijn huis. Die bleken een paar weken later overgeschilderd. “In opdracht van de gemeente”, vermoedt Ovtsjinnikov. Een vergelijkbaar monument elders in de stad werd al na één dag bewerkt door vandalen met verfspuitbussen. (Meer over beide schilderingen hier.) Er zijn ook luchtigere thema’s in Ovtsjinnikovs werk. Hij schilderde bijvoorbeeld een mooie Mercedes op een  garagedeur, op verzoek van de eigenaar – de eigenaar van de garage wel te verstaan, die van een Mercedes slechts kon dromen.

Vladimir Ovtsjinnikov bij de schutting met Stalin-slachtoffers

————————-

Op een van de oudere muurschilderingen prijkt Konstantin Tsiolkovski, de raketgeleerde die een aantal jaren in Borovsk woonde. Hem komen we ook tegen op een recenter werk, getiteld de Kosmische ark, dat gewijd is aan kosmische filosofie, wetenschap en de ruimte. Een precies adres heeft de ark niet. Ovtsjinnikov gebruikte er een betonnen cilinder voor die ooit dienst deed als zinkput voor bedrijfsafval. Om er te komen moet je de voetgangersbrug over het riviertje de Protva over en dan even doorlopen in de richting van het Instituut voor Dierenfysiologie, -biochemie en -voeding. Ovtsjinnikov kreeg hulp van vrijwilligers die de boel in de grondverf zetten, waarna hij zelf in patrijspoorten de ‘opvarenden’ afbeeldde. Dat werd een wat eclectisch, internationaal gezelschap van aanvankelijk vijftien personen: Vladimir Goerov, Jeff Bezos, Joeri Gagarin, Sergej Koroljov, Ary Sternfeld, Stanislaw Lem, Nikolaj Fjodorov, Elon Musk, Stephen Hawking, Aleksandr Tsjizjevski, Nikolaj Rerich, Neil (op de ark geschreven als Nill) Armstrong, Vladimir Komarov, Tsiolkovski dus en – niet in een patrijspoort – Le Petit Prince. (De aanwezigheid van die laatste kan ik niet verklaren, omdat ik in ‘Le Petit Prince’ vanwege verregaande saaiheid nooit verder ben gekomen dan bladzijde vier. Men wendde zich eventueel, ook voor de overige namen, tot Wikipedia.)     

Koroljov

Rerich

Er was plaats voor nog een paar passagiers en Ovtsjinnikov vroeg op Facebook om suggesties. Dat leverde nog op: Gaj Severin, Valentina Teresjkova, Johannes Kepler en Nikola Tesla. Daarnaast kregen ook Alija Prokofjeva en Pink Floyd nog een plekje op de cilinder, die laatste twee, net als Le Petit Prince, zonder eigen patrijspoort. Achter de hoofden van de vier muzikanten zien we een detail van de hoes van hun succesvolste elpee Dark Side of the Moon. “In 1988 nam de bemanning van de Sojoez TM-5 het album Dark Side of the Moon mee naar ruimtestation Mir. Tijdens minuten van ontspanning luisterde de bemanning er met veel genoegen naar”, verklaart Ovtsjinnikov zijn keuze. Dat de afbeelding van Pink Floyd gebaseerd is op de poster die in de vroege jaren tachtig aan de muur van mijn studentenkamer hing hoeft niemand te verbazen, want in deze kosmische wereld hangt alles met alles samen.

Richard Wright (links) kijkt op mijn poster de verkeerde kant uit.

———————

De schilder kreeg op Facebook nog wel een stekelig commentaar: waarom was Sergej Koroljov op de ark afgebeeld als Goelag-gevangene? “Is dat het belangrijkste in zijn biografie??” Ovtsjinnikov antwoordde: “Het is het belangrijkste in de biografie van ons land.”

En er pleitte nog iemand voor de ruimtehondjes Belka en Strelka. Sympathiek, maar die hebben de ark vooralsnog niet gehaald.

Borovsk ligt niet zo gek ver van Moskou, maar de kans dat ik daar nog eens een kijkje ga nemen is niet zo groot; ik ben in de ban van heel iets anders, dankzij het boek Вечная мерзлота van Viktor Remizov. (De gebruikelijke vertaling van вечная мерзлота is permafrost, maar ik zou hier kiezen voor Eeuwige vorst.) Een wijds verhaal over – in de woorden van Ovtsjinnikov - “het belangrijkste in de biografie van ons land”, in dit geval over de aanleg (door gevangenen) van een door Stalin gewenste spoorlijn in een van de onherbergzaamste streken van Siberië. Ik ben nog geen honderd pagina’s ver (van de ruim achthonderd), maar de beschrijvingen van de natuur, en dan vooral van de machtige Jenisej, hielden mij al meerdere keren aan het boek gekleefd. Dáár wil ik naartoe – maar of dat er nog van zal komen…?   

Gebrandschilderde ramen Sint-Petersburg: redden wat er te redden valt

———————

Het moeten er duizenden zijn geweest, verspreid over de stad – hoeveel er nog van over zijn, weet niemand: de gebrandschilderde ramen (vaak Jugendstil) die rond 1900 en vogue waren, precies in de tijd dat er in Sint-Petersburg volop werd gebouwd. Ze versierden de ruime trapportalen van de vier- à zeshonderd huurflats die her en der verrezen. Veel van die flats kregen in de openbare ruimtes van het portaal een eigen karakter door speciale gietijzeren leuningen, een versierde liftschacht, aparte tegeltjes op vloer en kachel en ook door glasdecoraties, niet alleen bij of boven de voordeur, maar vaak op elke verdieping.

De schatting is dat er van de gebrandschilderde ramen en andere glasdecoraties minder dan 20 procent bewaard is gebleven. Om daar een preciezer beeld van de krijgen, en ook om te kijken waar restaureren nodig (en nog mogelijk) is, wordt gewerkt aan een inventarisatie. Dat is nogal een klus en bij wijze van opstap is begonnen met een relatief bescheiden proefproject op het Vasili-eiland, een wijk met een overzichtelijk stratenplan. Zo’n 30 vrijwilligers kamden het eiland uit en telden 41 gebouwen met in totaal rond de 150 versierde ramen. In veel gevallen betrof dat slechts resterende delen van een groter geheel, bijvoorbeeld een bovenste rij versierde raampjes die aan beschadiging zijn ontsnapt. Een tweede inventarisatie gaat plaatsvinden in de wijk Petrogradskaja Storona (waar een grotere oogst wordt verwacht), maar corona gooit daar nog even roet in het eten.

De bouw van de vele flats kwam net op een moment dat technische ontwikkelingen de fabricatie van versierd glas makkelijker hadden gemaakt. Aan het begin van de vorige eeuw telde Sint-Petersburg zo’n 20 ateliers waar gebrandschilderde ramen werden gefabriceerd. De bekendste waren die in de glasfabriek van de gebroeders Frank, gelegen op het Vasili-eiland, op het adres 22ste Linie, nummer 3. De namen van de ateliers werden als een soort handtekening op de schilderingen-op-glas aangebracht. Dat gebeurde onderaan, en juist die lagere delen hebben door de jaren heen de meeste schade opgelopen. Een gave handtekening van een glasatelier is tegenwoordig een grote zeldzaamheid.  

Villa van de familie Frank

Deel van het interieur (niet bewaard gebleven).

Het best bewaard op het Vasili-eiland zijn de ramen in het voormalig woonhuis van de koopman P. Bekel (2de Linie, nummer 23), waar tegenwoordig een wetenschappelijk instituut is gevestigd, en die in de kerk op het Smolensk kerkhof (Ul. Kamskaja 24). Dat is ongetwijfeld te danken aan het feit dat beide geen woonhuis (meer) zijn. Qua stijl (geen Jugendstil) wijken ze af van het gros van de andere gebrandschilderde ramen op het eiland.

De kerk op het Smolensk kerkhof

In de trapportalen van de flats kan men zich slechts aan de hand van bewaarde fragmenten een voorstelling maken van de complete, originele gebrandschilderde raampartij. Dat er zo veel fraais is gesneuveld, hoeft niet te verbazen, gezien de vele sociale ontwrichtingen die Leningrad over zich heen kreeg. In de jaren negentig van de vorige eeuw en ook daarna vielen nog eens vele ramen ten prooi aan verbouwingen en ander ‘opknapwerk’. In plaats van een kostbare en tijdrovende restauratie, plaatste men liever plastic kozijnen met nieuw glas. Slechts bij versierd glas in gebouwen die een beschermde status genieten, kunnen juridische middelen ingezet worden voor het behoud van wat nog rest.

2de Linie, 29

14de Linie, 41 / Sredni Prospekt 56

14de Linie, 41 / Sredni Prospekt 56

9de Linie, 58. Overgeschilderd glas, houten deur vervangen door een metalen

4de Linie, 39

14de Linie, 41 / Sredni Prospekt 56

14de Linie, 41 / Sredni Prospekt 56

18de Linie, 9

5de Linie, 44 / Sredni Prospekt 23.

—————————

De inventarisatie op het Vasili-eiland vond plaats tussen juni 2019 en maart van dit jaar. De initiatiefnemers hopen dat grotere bekendheid van de kunstwerkjes de bescherming ervan zal vergemakkelijken. Nog niet iedereen is even enthousiast. Drie instellingen weigerden de deuren te openen voor de vrijwilligers, ondanks een officiële brief van het ВООПИиК (VOOPIik), de overheidsinstelling voor monumentenzorg. De drie adressen zijn wel opgenomen in de catalogus die deze maand over de ramen op het Vasili-eiland verschijnt, maar alleen met een beschrijving aan de hand van oudere gegevens.

De catalogus van het Vasili-eiland is hier te bestellen (ik vermoed alleen binnen Rusland.)

Goed nieuws is dat de bewaarde gebrandschilderde ramen op het eiland over het algemeen in een redelijke conditie verkeren. Slechts op twee adressen (hoek 5de Linie, nummer 23/Boegski per. 1 en 18de Linie, nummer 9, in beide gevallen op de bovenste verdieping) is voor behoud een spoedingreep vereist. Technisch gezien is restauratie van alle glasversieringen mogelijk, een groter obstakel is een gebrek aan (financiële) wil bij de eigenaren.

Nieuwe ramen, 3de Linie, 52

De gegevens over het Vasili-eiland staan uiteraard niet alleen op papier, er is een database die deel uitmaakt van een speciale site over Russische gebrandschilderde ramen . Daar zijn ook adviezen te vinden voor wie zich wil inzetten voor het behoud ervan. Waar kan je melding maken van bedreigde ramen? Welke juridische middelen zijn er? Een positief voorbeeld van betrokkenheid is te vinden aan de 3de Linie, nummer 52. Daar zijn aan de hand van een bewaard fragment nieuwe gebrandschilderde ramen aangebracht op alle etages van het trappenhuis. Wel wijken de kleuren enigszins af van het gamma dat rond 1900 gebruikelijk was. Wie de ontwikkelingen rond de ramen wil volgen, kan behalve op de site ook terecht op Instagram en bij een Facebookgroep over gebrandschilderde ramen in Rusland.         

——————————-

Vrijwilligers aan het werk

De stille wateren van kunstenaar Saveli Lapitski

————-

Wolga-Baltische waterweg. (1964)

——————-

Ik zag een paar van zijn werken en voelde meteen weer het verwijt aan mijzelf: hoe het staat het nou met al die tochten die je zou gaan maken over Russische rivieren en kanalen, door al die sluizen, al dan niet gegraven door dwangarbeiders? Varen langs die verre oevers met huisjes waar rook uit de schoorsteen kringelt, met bossen die, begin september, langzaam geel en rood kleuren. Met mede-passagiers uit de Russische provincie, die naast je staan aan de reling en ook niet per se behoefte hebben aan een gesprek… Nou?

Een paar dagen over de Wolga van Astrachan naar Wolgograd, meer is het nog altijd niet, meneer. Leuk, maar alles bij elkaar toch vrij armzalig. De Lena en de Jenisej liggen vol verwijt te wachten.

Saveli Lapitski

Daar moest ik aan denken toen ik de tekeningen zag van Saveli Lapitski. Ze troffen me daarnaast door hun weemoedige stilte; los van een paar dunne, karakterloze figuurtjes is er niemand op te zien. Lapitski (1924-2012) zocht het water op en had daar, zo lijkt het, ook niet per se behoefte aan een gesprek. Daar hoeft niet echt een verklaring voor te zijn, maar wanneer je kijkt naar zijn levensverhaal, denk ik toch dat die er is.

Lapitski ontkomt in de Tweede Wereldoorlog via het Ladogameer uit het belegerde Leningrad, vecht in het Sovjet-leger en ziet als bevrijder de ellende in Duitse concentratiekampen. In 1948 wordt hij opgepakt, omdat hij foute moppen had verteld. Vier gevangenissen ziet hij vanbinnen, vijf jaar zit hij in kampen boven de Poolcirkel. Hij wordt tewerkgesteld aan de spoorlijn Salechard-Igarka, ook wel bekend als de Dodenweg. Hij was tot tien jaar veroordeeld, maar komt dankzij de dood van de Grote Leider eerder vrij. In 1954 wordt zijn vonnis al ongeldig verklaard, in 1959 volgt de volledige rehabilitatie.

Wolga-Baltische waterweg. Vierde sluis. (1967)

Wolga-Baltische waterweg. Winderige dag. (1967)

Wolga-Baltische waterweg. Vytegra, museum De oude sluis. (1966)

——————-

In 1954, hij is dan al weg uit de kampen, maar werkt dan nog wel als gevangene in een fabriek in Krasnojarsk, belanden (nogal uniek) enkele van zijn portretten van medegevangenen op een lokale tentoonstelling. Het duurt nog wel even voordat hij officieel als kunstenaar wordt erkend: in 1967, inmiddels weer teruggekeerd in Leningrad,  treedt hij toe tot de Kunstenaarsbond van de USSR.

Wolga. Een warme dag. (1964)

Wolga-Baltische waterweg. Vlotten. Een stille avond. (1966)

Wolga-Baltische waterweg. Groene eilandjes van met water uit de Kovzja en Sjeksjna verdronken land. (1967)

——————-

In 2001 verschijnt in een bescheiden oplage het Protestalbum (Альбом протеста), met daarin enkele honderden werken (posters, grafisch werk, collages) en herinneringen gewijd aan de Goelag en de Holocaust. Een aantal werken bevindt zich in musea (en eentje in de privé-collectie van oud-president van de VS Jimmy Carter). Gek genoeg heb ik er op internet maar een handjevol van kunnen vinden. Of het representatief is, weet ik niet, maar erg aanspreken doet het me niet.

————————

Ik kijk liever naar zijn stille waterwerken. Zat Lapitsky daar in zijn eentje aan de kant en had hij genoeg aan zichzelf? Had hij niet zo’n behoefte meer aan gezelschap? Van mensen, in wie hij het vertrouwen allang had verloren? Dacht hij: laat mij hier maar? Ik heb nergens een uitspraak van hem over zijn niet-politieke werken kunnen vinden, maar het zou me niet verbazen.

Wolga-Baltische waterweg. Bij de eerste sluis van Vytegorsk. (1967)

Wolga-Baltische waterweg. Op de Vytegra. (1967)

Wolga-Baltische waterweg. Oude sluis. (1967)

Wolga-Baltische waterweg. De Neva. (1967)

——————

Ik stuitte op één aan Lapitski toegeschreven werk waarbij ik dacht: dit wijkt zo af van de rest, dat kan toch bijna niet van hem zijn? Maar toen zag het jaartal: 1940. Dat was dus voordat hij de twintigste eeuw in volle gewicht over zich heen kreeg.

Op de datsja. (1940)

——————

De tekeningen van Sojfertis: simpele beelden van een virtuoos.

————————

X4.jpg

——————-

Wie vanachter zijn computer een overzicht probeert te krijgen van het werk van tekenaar Leonid Sojfertis, heeft een paar problemen. Lang niet al zijn werk is op internet te vinden, en bij wat je wel aantreft, ontbreek niet zelden een jaartal. Tekeningen kom je tegen met verschillende titels, soms – in geval van een karikatuur – met een toegevoegd tekstje, maar even zo vaak ook weer zonder, en vaak zijn er meerdere varianten van een en hetzelfde tafereel. Daarnaast moet het aantal onaffe, maar toch al vaak fraaie schetsjes op losse blaadjes ontelbaar zijn.


Sojfertis (1911-1996) verhuisde in 1934 uit Charkov (waar hij al naam had gemaakt als tekenaar en illustrator) naar Moskou. Hij werkte voor meerdere tijdschriften en behoorde tot de vaste medewerkers van het belangrijkste satirische blad van de USSR, Krokodil. Na de oorlog (over Sojfertis’ werk in de jaren 1941-1945 schreef ik in mijn vorige stukje) verwierf hij zich bij Krokodil zo’n status, dat hij – en dat was uitzonderlijk –  ook tekeningen kon inleveren zonder de gebruikelijke tekstjes of dialogen, die kenmerkend waren voor de cartoons in het blad. De tekst werd dan bedacht door andere medewerkers.

Voor mij is niet vast te stellen welke tekeningen door Sojfertis ‘kaal’ werden aangeleverd en welke met tekst. Duidelijk is wel dat de toegevoegde teksten een tekening niet altijd ten goede kwamen. Zie bijvoorbeeld het tafereeltje hieronder. Op een station verkoopt een kleine dorpbewoonster bessen aan passagiers. Niet een van Sojfertis’ topstukken, maar treffend genoeg. Toch moest er kennelijk nog een boodschap bij, in dit geval over de inefficiëntie van de boerenbedrijven. Onder de rechtervariant staat: - Waar zijn de ouderen? – Die zijn nog aan het vergaderen wanneer met de bessenpluk te beginnen... Je krijgt een extra boodschap onder je neus geduwd, waar je, kijkend naar zo’n tekening, helemaal niet op zit te wachten.

Een uitzondering is dan weer onderstaande tekening, die als onderschrift meekreeg: “Recensie van een toneelstuk”. Omdat je daarmee als kijker niet belerend wordt toegesproken, zit zo’n regeltje je ook niet in de weg.    

Recensie van een toneelstuk

Wat overigens opvalt zijn de zeer spitse neusjes op veel van de karikaturen (zie hieronder). Was dat typerend voor Sojfertis’ bijdragen aan Krokodil? Of voor zijn werk in een bepaalde periode? Ik heb het niet kunnen vaststellen. In het oorlogswerk van Sojfertis kwam ik ze in elk geval niet tegen. En ook op de warmste, ontroerendste tekeningen van voor en na 1941-1945 ontbreken ze. Zou het zo zijn dat Sojfertis zelf ‘zachter’ werd, minder scherp, wanneer hij zonder expliciete, ideologisch getinte boodschap tekende? In elk geval zijn het die zachtere tekeningen die de meeste indruk maken. Hier eerst nog een paar karikaturen. (Van de twee linker heb ik ook de bijbehorende tekst, maar die laat ik mooi weg.)

———————

En hier tekeningen van Sojfertis op zijn best - simpele beelden van een virtuoos (en zoekt u vooral op internet ook zijn werk op; er is nog heel veel meer):


Een leuke vondst was nog onderstaand filmpje, gemaakt door een bezoeker van een tentoonstelling over Sojfertis in de Nazarov Galerie in Lipetsk. Er komen een paar prachtige tekeningen voorbij die ik niet op internet aantrof: bij 08.10, 09.00 (kinderen op weg naar school, mijn favoriet!), 09.30, 17.12 en 19.04. Opvallend genoeg zijn nergens de tekstjes toegevoegd waarmee een aantal tekeningen ooit werden gepubliceerd. Kennelijk werden die door de samenstellers van de tentoonstelling – net als door mij dus – overbodig geacht. Diezelfde mening is kennelijk ook de rondleidster toegedaan: ze praat vol liefde over Sojfertis’ werk, maar bespreekt ze als zelfstandige, ‘tekstloze’ kunstwerken.

———————

En tenslotte: ik hoop dat ik nou eindelijk ergens eens het boekwerk История глазами Крокодила. ХХ век kan vinden. En ook naar een boek (boeken?) gewijd aan Sojfertis ga ik op zoek.    

De levenslustige oorlogstekeningen van Leonid Sojfertis

———————

Zul je goed naar oma luisteren? 1944

——————-

Sovjet-kunstenaar Leonid Sojfertis had al naam gemaakt, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Tijdschriften als Ogonjok en Smena hadden werk van hem gepubliceerd en hij was zelfs al doorgedrongen tot de pagina’s van Krokodil, hét satirische weekblad van de Sovjetunie. Het was dan ook niet vreemd dat hij als tekenaar naar het front werd gestuurd. Als medewerker van de legerkrant Krasny Tsjernomorets maakte Sojfertis (Ilintsy, 1911 - Moskou, 1996) de oorlog van heel dichtbij mee. Odessa, Sevastopol, Novorossijsk, Berlijn…  

De tekeningen die hij maakte, zijn groots in al hun kleinheid. Explosies, bestormingen en ander strijdgeweld; het ontbreekt vrijwel volledig. Het lijkt alsof hij zich voor de gruwelen van de oorlog afschermde, alsof hij bewust een andere kant opkeek in een poging het menselijke te blijven zien en het menselijke, het levenslustige, in zichzelf te bewaren. Zijn oorlogswerk krijgt daardoor iets optimistisch, het weerspiegelt een geloof in medemenselijkheid. (Niet van alle tekeningen weet ik het jaartal. Meerdere tekeningen hebben her en der verschillende onderschriften.) 

Verkeersregelaarster. 1942

Ze hadden een poesje gevonden. 1942

Tante Klava heeft het middageten gebracht. 1943

De trein was gestopt. 1944

Appelboom. Uit de serie Oorlogsjaren

De trein vertrekt. 1944

Op de oever van de Spree. 1945

1942

Concert bij de brigade

—————————

De medemenselijkheid in het oorlogswerk van Sojfertis, het mededogen, spreekt ook uit onderstaande tekeningen, gemaakt in het veroverde, verslagen Berlijn. Een dergelijke compassievolle blik op de vijand – het was bepaald niet vanzelfsprekend, zo onmiddellijk na de oorlog. .

Berlijn, Siegesallee. 1945

Berlijn, Bluemenstrasse. 1945

In de straten van Berlijn. 1945

———————-

Sojfertis schetste ook na 1945 vooral ‘kleine’ taferelen. Doordat de oorlog als indringende achtergrond nu ontbrak, verloren de tekeningen een dimensie. Daarbij deed de combinatie met onderschriften (vooral bij de karikaturen in Krokodil) zijn werk ook niet altijd goed. Over zijn naoorlogse werk – toch ook steeds van zeer hoog niveau – spoedig meer in mijn volgende stukje..   

Links Sojfertis tijdens de Tweede Wereldoorlog

Tussen de ruïnes. 1943

Maksim Gorki en Keith Moon in Astrachan

——————-

———————

Van tevoren had ik niet even gekeken welke tentoonstellingen er waren, in het Kunstmuseum van Astrachan. Vaznetsov zou ik er aantreffen, dat wist ik, en Repin, Malevitsj, Sjisjkin, Chagal. Waar ik me ook op verheugd had: de procedure van de kaartjesverkoop en de interactie met de dames op zaal. En ik werd niet teleurgesteld. Ik kreeg vier kaartjes, die dit keer langs een lineaal werden gelegd om uit het grote kaartjesboek te worden gescheurd - een vertrouwde variant van het kassa-ritueel in provinciale Russische musea. Er werd, en dat was wel nieuw, op elk kaartje ook met potlood een cijfer geschreven. Dat was voor de dame bij de ingang van elke afdeling, die zo kon kijken van welk van de vier kaartjes een smal strookje moest worden afgescheurd.  

Bij de afdeling op de tweede verdieping werd ik - nadat het bijpassende strookje netjes was verwijderd - overrompeld door wat ik zag: topstukken uit het socialistisch-realisme. Het museum in Astrachan bleek een tijdelijke tentoonstelling te huisvesten met de titel Stad van de zon - idealisme en realiteit, met werken uit de jaren dertig-vijftig. En er gebeurde nog iets zeer opmerkelijks: de dame die zojuist het strookje van mijn kaartje had afgescheurd, bood me de keus: ik kon links beginnen of met het zaaltje rechts. Zo veel vrijblijvendheid druist volledig in tegen de mores van musea in de Russische buitengebieden, en ik vroeg me af of de directie hiervan wist. Even later sloeg de dame trouwens een enorme flater - meer daarover zo meteen.

Hier staat ze, naast een schilderij van Viktor Midler uit 1930. En nu denkt u misschien dat daar ijshockey wordt gespeeld, maar dat is niet zo. Dit is bandy, met een balletje, een veel grotere ijsbaan en meer spelers. Er was een rondleiding gaande en de gids, petje af, deed het prima. Hij wist de aandacht vast te houden van de jongelui, die niet van een leeftijd waren waarop socialistisch-realisme doorgaans op veel belangstelling kan rekenen. Ze hadden alleen nooit van bandy gehoord.


Het langst stond ik stil bij het schilderij boven aan dit stukje, uit 1957, van Dmitri Nalbandjan, getiteld Ontmoeting van partij- en regeringsleiders met vertegenwoordigers van de creatieve intelligentsia. Want ik wilde natuurlijk kijken welke personen ik kon thuisbrengen. Chroesjtsjov uiteraard, en Brezjnev. Mikojan, Soeslov (?), Foertseva (?) … en, helemaal links, met die snor? Ik vroeg de kaartjescheurdame of zij misschien wist wie dat was. “Gorki”, zei ze meteen, zonder aarzelen. Ja, en ik ben Keith Moon, mompelde ik in gedachten. Ik zei dat niet hardop, want dat zou onaardig zijn geweest en ik denk ook niet dat ze enig idee had wie Keith Moon was. In plaats daarvan zei ik: “Maar dit schilderij is uit 1957, en toen was Gorki al een tijdje dood.” “Ja, dat weet ik verder ook niet. Wij zijn hier alleen om ervoor te zorgen dat niemand iets aanraakt”, antwoordde ze licht geagiteerd.

Ik liet haar verder met rust, maar bleef wel met een heleboel vragen zitten. Want wie waren dit nou allemaal? Dat ga ik uitzoeken, maar nu even niet. Het is hier in Astrachan veel te heet en ik verdwijn bovendien morgen de Wolga op en zit dan, vrees ik, twee etmalen zonder internet. En daarna ga ik naar Vlieland.  

———————-

En hier nog een detail van een schilderij uit 1937: Een vrije dag aan de Neva, van Ivan Petrovski. Niet iedereen was blij met die vrije dag. (Ik ben vergeten het hele schilderij te fotograferen, dat heb ik voor u even van internet geplukt.)

Stalins commerciële pr-actie: iconen voor machines

——————

Iconenverkoop door Antikvariat (1936)

Je zou er niet direct een verband tussen zien, maar dat is er wel degelijk: tussen de industrialisatie van de Sovjetunie en de totstandkoming van een internationale markt voor iconen. Simpel gezegd zat dat zo: in de jaren dertig van de vorige eeuw had de USSR dringend behoefte aan harde valuta om de door Stalin onverbiddelijk in gang gezette opbouw van de industrie te financieren. Tegelijkertijd, en dat kwam mooi uit, beschikte de jonge staat over een grote hoeveelheid iconen, buitgemaakt in de strijd tegen de kerk. Als die nu eens verkocht konden worden aan buitenlandse verzamelaars en musea? Een fijn plan, maar er was een probleem: Russische iconen waren in het Westen nauwelijks bekend als kunst, er was geen markt voor, er waren maar een paar verzamelaars. Dat waren vooral diplomaten en ondernemers, die vanwege hun werk in Rusland kwamen en daar op markten en in winkels iconen kochten uit de bezittingen van door de revolutie geruïneerde Russen. Dat zette geen zoden aan de dijk.

De communisten, vijanden van winstbejag, besloten tot een grootse pr-onderneming. Talloze iconen uit kerken, kloosters en privé-bezit waren beland in de depots van musea. Die kregen, tot schrik van de curatoren (die de culturele waarde van de religieuze objecten onderkenden) de opdracht om hun belangrijkste iconen in te leveren. Die moesten op tournee door Europa en de Verenigde Staten. Dat zou de aandacht trekken van die vermaledijde kapitalisten met geld te veel.

De tocht in de jaren dertig van de iconen langs Westerse musea wordt gedetailleerd beschreven in het boek Небесная голубизна ангельских одежд (Het hemelse blauw van engelenkledij) van historica Jelena Osokina. De echte topstukken maakten de reis niet mee. Die waren door curatoren van onder meer het Historisch Museum in Moskou in een soort kat-en-muisspel uit de  grijpgrage vingers gehouden van de op harde valuta beluste overheid. Osokina’s beschrijving van het getouwtrek tussen de musea en Antikvariat (de instelling die was opgericht om de export van kunstwerken te organiseren) is boeiend en beklemmend. Niet elke curator bracht het er levend vanaf, een enkeling verloor zijn verstand.

De tournee door het Westen was niet bedoeld om de iconen ter plekke te verkopen. Alle kunstwerken keerden dan ook terug naar Rusland, al was dat in de meeste gevallen niet naar de musea die ze hadden moeten afstaan. Toch had de omvangrijke pr-actie het beoogde effect: in het Westen werden de iconen inderdaad ontdekt als begerenswaardige kunstobjecten. Commercieel gezien vielen de resultaten echter tegen. Door de crisis die het Westen na de beurskrach van 1929 in zijn greep hield, hadden veel potentiële kopers wel wat anders aan hun hoofd dan de aanschaf van Russische iconen. Waar de Hermitage in Sint-Petersburg wel al tal van topschilderijen was kwijtgeraakt, bleef een massale uitverkoop van topstukken uit de Russische iconencollectie uit.

Akte van overdracht van iconen uit het Centraal Historisch Museum aan Antikvariat (1936)

Maar de interesse in het Westen was gewekt, al was die bij lange na niet zo groot en gretig als men in Moskou had gehoopt. Osokina, als sociaal-economisch historica verbonden aan de University of South Carolina, volgt in haar boek de route die talloze iconen (vooral ook na de jaren dertig) aflegden, van de depots in Rusland naar musea en particuliere verzamelingen in vooral Zweden en de Verenigde Staten. Haar speurtocht, aan de hand van inventarislijsten, afgiftebewijzen, catalogi en ‘notities’ achter op de iconen, is net als die iconen zelf monnikenwerk geweest. Haar gedetailleerde verslagen eisen af en toe wat geduld van de lezer, maar haar detectivewerk dwingt respect af. En passant rekent ze genadeloos af met de claims van Vladimir Teterjatnikov, een wild om zich heen slaande ‘kenner’, die in een in 1981 in New York verschenen boek veel geëxporteerde iconen als vals ‘ontmaskerde’. De iconenmarkt in het Westen, die in de jaren dertig dankzij de commerciële activiteiten van Sovjets gestalte kreeg, heeft tot op heden last van Teterjatnikovs claims.