Tweede Wereldoorlog

Spartak Leningrad – Sicherheitsdienst – Stuttgarter Kickers – Chelmsford City: de duistere voetballoopbaan van Pavel Makarov (1919-1963).

————————

Makarov: tweede rij, vierde van links

Olympique Nîmes

——————-

Hoeveel voetballers zijn er geweest die voor de Tweede Wereldoorlog speelden bij clubs uit de USSR en meteen na de oorlog voor clubs uit het Westen? Zeer, zeer weinig; ik ken er in elk geval maar één: Pavel Kapitonovitsj Makarov, in de voetbal-annalen ook vermeld onder minstens één andere naam: Paul Makar.

Middenvelder Pavel Makarov (1919-1963) kwam uit voor onder meer Dinamo Rostov, Dinamo Charkov en Spartak Leningrad, waarna zijn carrière een bijzondere wending nam. Vanaf 1946 belandde hij onder meer bij Karlsruher FC Phönix, Stuttgarter Kickers, Olympique Nîmes en Chelmsford City FC. Wie dat jaartal 1946 ziet en de namen van de eerste buitenlandse clubs van Makarov, begrijpt meteen: hier is iets niet pluis.

Dat is zachtjes uitgedrukt. Veel is in nevelen gehuld, maar duidelijk is dat Pavel Makarov meeging met de Duitse troepen toen die werden verdreven uit de Sovjetunie, en zo zijn vaderland voorgoed verliet. Hij had daar alle reden toe. Makarov maakte deel uit van een eenheid van de Sicherheitsdienst, die in de provincie Leningrad flink had huisgehouden onder de plaatselijke bevolking. Wat precies zijn rol daarbij is geweest, weet ik niet, maar tijdens een proces in 1966 tegen een ander Russisch lid van die bewuste SD-eenheid, noemt een getuige Makarov als een van de figuren die bij de Duitsers “bijzonder aanzien genoten”.

Wanneer Sovjet-troepen in 1944 het stadje Petsjory, vlak bij de grens met Estland, bevrijden, begint meteen de jacht op verraders. In een foto-atelier wordt een foto gevonden van een groep SD’ers. Slechts twee van hen zijn Duitsers. De foto vormt in de jaren erna een belangrijke leidraad bij de speurtocht. Alle namen worden achterhaald, op de lijst staat bij elk een korte toevoeging: “veroordeeld, woont in Leningrad”, “overleden”, “ter dood veroordeeld”, “in de VS”, “in België”. Makarov staat onder nummer 15. Bij hem is toegevoegd: “in Engeland”. De drie rode letters bij zijn naam staan voor: wordt gezocht. De lijst zoals die hier is afgebeeld, is waarschijnlijk uit 1948 of 1949. In die jaren voetbalde  Makarov in Engeland voor Chelmsford City FC.  

De middenvelder verslijt heel wat clubs en verhuist daarbij meerdere keren over landsgrenzen heen. Hij speelt in Duitsland *), Frankrijk, Engeland en zelfs Canada. Het kan niet anders; Makarov moet zich opgejaagd hebben gevoeld, of het in elk geval verstandig hebben geacht niet al te lang op één plaats te verblijven. Zijn laatste pleisterplaats is het Franse Union Sportive de Viesly, waar hij onder de naam Paul Makar aan het eind van de jaren vijftig niet alleen speler is, maar ook hoofdtrainer.

Hoe Makarov na de oorlog aan repatriëring (en vermoedelijk de doodstraf) is ontsnapt, is me niet duidelijk. Is er in latere jaren een uitleveringsverzoek gedaan? Wat wisten de clubs van zijn besmette verleden? Welk verhaal vertelde hij daarover? En hoe verliep zijn persoonlijke leven? Er moeten genoeg sporen zijn nagelaten om daar antwoorden op te vinden, genoeg voor een veel uitgebreider artikel, misschien zelfs voor een boek of anders een documentaire. Daar ga ik niet aan beginnen, maar wie zich geroepen voelt, kan zich melden voor het (weinige) materiaal dat ik heb gevonden.     

 ——————-

*) Voordat Makarovs Westerse voetballoopbaan echt van de grond komt, speelt hij in Oostenrijk voor een zogeheten Displayed Persons Manschaft, genaamd Ukraine (!) Salzburg. In Duitsland speelt hij ook even voor Berkut Ulm en Ukraine Ulm, waarvan de status me niet duidelijk is.

De levenslustige oorlogstekeningen van Leonid Sojfertis

———————

Zul je goed naar oma luisteren? 1944

——————-

Sovjet-kunstenaar Leonid Sojfertis had al naam gemaakt, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Tijdschriften als Ogonjok en Smena hadden werk van hem gepubliceerd en hij was zelfs al doorgedrongen tot de pagina’s van Krokodil, hét satirische weekblad van de Sovjetunie. Het was dan ook niet vreemd dat hij als tekenaar naar het front werd gestuurd. Als medewerker van de legerkrant Krasny Tsjernomorets maakte Sojfertis (Ilintsy, 1911 - Moskou, 1996) de oorlog van heel dichtbij mee. Odessa, Sevastopol, Novorossijsk, Berlijn…  

De tekeningen die hij maakte, zijn groots in al hun kleinheid. Explosies, bestormingen en ander strijdgeweld; het ontbreekt vrijwel volledig. Het lijkt alsof hij zich voor de gruwelen van de oorlog afschermde, alsof hij bewust een andere kant opkeek in een poging het menselijke te blijven zien en het menselijke, het levenslustige, in zichzelf te bewaren. Zijn oorlogswerk krijgt daardoor iets optimistisch, het weerspiegelt een geloof in medemenselijkheid. (Niet van alle tekeningen weet ik het jaartal. Meerdere tekeningen hebben her en der verschillende onderschriften.) 

Verkeersregelaarster. 1942

Ze hadden een poesje gevonden. 1942

Tante Klava heeft het middageten gebracht. 1943

De trein was gestopt. 1944

Appelboom. Uit de serie Oorlogsjaren

De trein vertrekt. 1944

Op de oever van de Spree. 1945

1942

Concert bij de brigade

—————————

De medemenselijkheid in het oorlogswerk van Sojfertis, het mededogen, spreekt ook uit onderstaande tekeningen, gemaakt in het veroverde, verslagen Berlijn. Een dergelijke compassievolle blik op de vijand – het was bepaald niet vanzelfsprekend, zo onmiddellijk na de oorlog. .

Berlijn, Siegesallee. 1945

Berlijn, Bluemenstrasse. 1945

In de straten van Berlijn. 1945

———————-

Sojfertis schetste ook na 1945 vooral ‘kleine’ taferelen. Doordat de oorlog als indringende achtergrond nu ontbrak, verloren de tekeningen een dimensie. Daarbij deed de combinatie met onderschriften (vooral bij de karikaturen in Krokodil) zijn werk ook niet altijd goed. Over zijn naoorlogse werk – toch ook steeds van zeer hoog niveau – spoedig meer in mijn volgende stukje..   

Links Sojfertis tijdens de Tweede Wereldoorlog

Tussen de ruïnes. 1943

Het eerste Leninstandbeeld in de DDR: een mythe doorgeprikt - 2.

—————————

—————-

Het is op het oog een grammofoonplaatje van niks; zo’n blauw wiebeldingetje dat vroeger wel werd weggegeven als extraatje bij een tijdschrift. Maar de foto op de voorkant (van een standbeeld van Lenin) en de titel op de achterkant van het hoesje (Um ein Standbild schlagen Herzen/Een standbeeld doet harten sneller slaan) duiden op een serieuzere achtergrond. Het plaatje is ook nog eens tweetalig: Seite 1 is in het Duits, Seite 2 in het Russisch. Het was ook geen hobbyclub of buurtsuper die het singletje uitbracht, nee, het kwam uit de ideologische koker van – schraapt u even de keel – de Kreisleitung der Sozialistische Einheitspartei Deutschlands VEB Mansfeld Kombinat Wilhelm Pieck. Speel je het plaatje af, dan krijg je de geschiedenis te horen van het Leninstandbeeld in het Oost-Duitse stadje Eisleben, of althans, de geschiedenis zoals die samen met de communistische kameraden uit de Sovjetunie werd geconstrueerd.


Het Leninstandbeeld arriveerde in 1943 uit Rusland in Eisleben, waar het in de ovens van de Mansfeld-fabriek moest worden omgesmolten, maar dat gebeurde niet. Volgens de officiële Oost-Duitse en Sovjet-versie die na de oorlog in omloop werd gebracht, was dat te danken aan de gezamenlijke inzet van Russische dwangarbeiders en lokale communisten, die elkaar vonden in de strijd tegen de fascisten. Zij wisten het beeld met gevaar voor eigen leven te verbergen en vlak voordat Sovjettroepen begin juli 1945 Eisleben overnamen van de Amerikanen, verrees het op het centrale plein. (Voor meer details: zie deel 1.)  

Duitse soldaten bij de omvergehaalde Lenin in Poesjkin

Het waren Sovjetmedia die als eerste met een flink opgepoetste beschrijving kwamen van wat zich in de oorlog bij die ovens had afgespeeld. In Oost-Duitsland kon men niet achterblijven en in opdracht van de partijleiding gingen onderzoekers van het Institut für Marxismus-Leninismus naar Eisleben om daar aan de hand van ooggetuigenverslagen de strijd om het Leninbeeld vast te leggen voor het nageslacht. Dat bleek nog niet mee te vallen, want de getuigenissen bleken een stuk laconieker dan wat op grond van de ronkende artikelen in de Russische pers had mogen worden verwacht. Het beeld was, zo kregen de onderzoekers te horen, gewoon te groot gebleken voor de ovens. Het was ergens in een hoek van het fabrieksterrein beland en had daar rustig het einde van de oorlog afgewacht.

Die al te prozaïsche versie werd terzijde geschoven, de mythe van de vroege samenwerking van Russische arbeiders en Duitse communisten werd het officiële verhaal. Het onderstreepte immers nog maar eens dat de DDR helemaal niet was ontstaan als gevolg van een verloren oorlog, maar het resultaat was van het antifascistisch verzet van de Duitse arbeidersklasse en de overwinning van het Rode Leger. In een brochure die over het standbeeld verscheen (getiteld, net als dat blauwe singeltje: Um ein Standbild schlagen Herzen) stond dat als volgt omschreven: “Das Denkmal zeugt von der politisch-moralischen Kraft des proletarischen Internationalismus, von Taten deutscher Patrioten, die gegen Faschismus, Militarismus und Hitlerkrieg kämpfen und zur heutigen unverbrüchlichen Freundschaft zwischen der DDR und der UdSSR beitrugen.” 

Dat lokale communisten (ik neem aan geholpen door niet-communisten, die wel begrepen zullen hebben dat je die Russen maar beter te vriend kon houden) het Leninbeeld vlak voor de intocht van de Russische troepen op het plein van Eisleben plaatsten, is feitelijk juist. En drie jaar later, op 1 mei 1948, werd het beeld door de USSR officieel geschonken aan de DDR. Het was het eerste standbeeld van Lenin in het nog jonge land. 

De herkomst van het beeld was op dat moment overigens nog niet duidelijk; er waren tijdens de oorlog nogal wat Leninbeelden in de USSR gesneuveld. Dat het om het standbeeld uit het plaatsje Poesjkin (vlak bij Leningrad) ging, werd pas onomstotelijk vastgesteld toen de maker ervan, Matvej Manizer, in 1958 met een delegatie Eisleben bezocht. Daar, zo wil een enkele bron, zag hij tot zijn verrassing plots zijn eigen werk staan. Dat is ook weer een prachtverhaal, maar ik geloof er niks van. Er waren tegen die tijd allang artikelen over het beeld in de Russische pers verschenen, met foto’s en al. Manizer zal ter plekke hooguit officieel hebben bevestigd dat dit inderdaad zijn Lenin uit Poesjkin was. Twee jaar later kwamen de Oost-Duitsers op hun beurt met een geschenk, als dank voor die mooie Lenin die ze van de Russen hadden mogen houden. Poesjkin kreeg een standbeeld cadeau van Ernst Thälmann (een kopie van zijn standbeeld in Weimar), de Duitse communist die in 1944 in het concentratiekamp Buchenwald werd geëxecuteerd.

1959. © cc

In 1991 vonden de Duitsers het wel welletjes, met die Lenin in Eisleben. Het beeld werd gedemonteerd en naar het Historisch Museum in Berlijn gebracht. Daar is het tot op de dag van vandaag te zien is. De Russen toonden zich niet beledigd: Ernst Thählmann staat in Poesjkin nog gewoon op zijn plek.   

Eén vraag heb ik nog niet kunnen beantwoorden. In de Sovjet-artikelen wordt een zekere Valja naar voren geschoven, een dwangarbeidster die, volgens die artikelen, een heldenrol speelde bij de strijd om het standbeeld: met gevaar voor eigen leven, en ontbloot bovenlijf, weerstond zij de Duitse bewakers bij de smeltovens. En dan is er nog Valentina Sjestakova, ook een dwangarbeidster, die volgens Russische artikelen samenwerkte met de communisten in Eisleben. Is dit één en dezelfde persoon, zoals ik schreef in deel 1? Het moet haast wel (Valja is een korte variant van Valentina), maar zeker weten doe ik het niet. Die Valentina Sjestakova heeft trouwens wel echt bestaan – als we de media van recentere datum wél mogen geloven: zij bracht begin deze eeuw een bezoek aan Eisleben. Zij vertelde bij die gelegenheid aan Duitse journalisten dat het roemruchte verhaal over het Leninbeeld niet meer dan een mythe was, mede door haar in stand gehouden. Een gesprek met haar moet in 2000 in de Berliner Zeitung zijn gepubliceerd, maar dat heb ik niet boven water gekregen.

Dat Sjestakova heeft bijgedragen aan de holle mythe, is volstrekt begrijpelijk. Dwangarbeiders die na de oorlog uit Duitsland terugkeerden in de Sovjetunie, wachtte geen warm welkom. Zij werden vaak gezien als collaborateurs en kampstraffen waren geen uitzondering. Door haar ‘heldenrol’ in 1943 in Eisleben is Sjestakova vermoedelijk heel wat ellende bespaard gebleven.

 ——————-

Voor wie zich verder in deze geschiedenis wil verdiepen, is het (niet door mij gelezen) boek van Andreas Stedtler uit 2006 ongetwijfeld de moeite waard: Die Akte Lenin. Ein Rettungsgesichte mit Haken. (192 bladzijden.)  

Deel 1.

Het beleg van Rochester/Leningrad in de staat New York tijdens WO II

———————

———————

Pittsburgh is Smolensk, Detroit is Moscow, Nashville is Charkov en alle zijn ze bezet door de Nazi’s. Rochester, voor de gelegenheid gesitueerd aan het Ladoga Meer, is voor even Leningrad en wordt belegerd.

De kaart waarop zich dit alles afspeelt, werd in 1941 gepubliceerd door Russian War Relief (RWR), een particuliere Amerikaanse organisatie die humanitaire hulp gaf aan de door oorlogsgeweld geteisterde USSR. De kaart moest de geografische omvang van dat geweld inzichtelijk maken en de Amerikanen aanzetten tot gulle giften. Hieronder de volledige kaart. (De volledige Engelse tekst onder de kaart staat onder aan dit artikel.) In de legenda staat uitgelegd:

On this map is shown the vastness of the war effort of our Soviet Allies. The map of the western half of the Soviet Union has been placed (in reverse) upon the map of the United States. The shadings show:
(
in brown) A map of that part of the Soviet Union occupied by the Nazis at the peak of the invasion. (The map of the Soviet Union is reversed to compare the industrial west of Russia with the similar eastern area of the United States.)
(
in orange) Giant industrial and agricultural communities moved from invaded regions… equivalent to a transfer of the mills and factories of all eastern America to the Rockies.


Ik vermoed dat de makers van de kaart, ondanks het grimmige onderwerp, een zeker plezier hebben gehad in hun werk. Stalingrad? Dat ligt aan een rivier… Dan moeten we ook een stad in Amerika hebben die aan een rivier ligt, en dan ook zo dat het geografisch een beetje klopt… St. Louis! Van de Golf van Mexico maken we de Zwarte Zee, da’s logisch. En wat wordt het Amerikaanse Koejbysjev, de stad die in de USSR als een soort tijdelijke hoofdstad fungeerde en waar voor Stalin een ondergrondse bunker werd gebouwd? Nou, Omaha dan maar, in het gele, niet door de Duitsers bezette gebied. Wat de Tsjetsjenen ervan vinden, weet ik niet, maar hun hoofdstad Grozny werd door de Amerikaanse kaartmakers omgedoopt in Oklahoma City.

Een fraaie combinatie vind ik Omsk – Salt Lake City. Beide steden roepen associaties op die nogal ver uiteen liggen. Aan de linkerkant van de kaart kwamen de makers tenslotte een beetje in de problemen. Amerika was op, maar er was nog heel veel Sovjetunie over. Dat losten ze op met het rode pijltje: vandaar was het nog 3.000 mijl tot aan Vladivostok.   


Russian War Relief (niet te verwarren met de oorlogshulp in het kader van de Lend-Lease Act) kreeg steun van veel vooraanstaande Amerikanen. Vice-voorzitters van de organisatie waren bijvoorbeeld de gouverneur van de staat New York Herbert Lehman en Fiorello La Guardia, burgemeester van New York City. Artiesten traden op om geld in te zamelen en Charlie Chaplin was een van de meest uitgesproken sympathisanten. Na de Tweede Wereldoorlog viel er desondanks een schaduw over de reputatie van RWR. In de heksenjacht van senator Joe McCarthy op ‘communisten’ werden de pijlen onder meer gericht op Edward C. Carter, de voorzitter van RWR, die ook verbonden was aan het American Russian Institute, dat het label ‘communistische frontgroep’  kreeg opgeplakt. Carter verdedigde voor de oorlog de showprocessen onder Stalin.

De waarde van de hulp die uiteindelijk aan de Sovjetunie werd geleverd, wordt geschat op 1.5 miljard dollar. (Een aardig verhaal over horloges die aan het Rode Leger werden gegeven, vindt u hier.) En tenslotte de volledige toelichting onder de kaart van Russian War Relief.

——————-

“Russian War Relief, Inc. 11 E. 35th St., New York City, presents this map to help Americans to visualize the almost inconceivable extent of the need for American aid to the people of the Soviet Union. From the vast invaded area of the USSR, here shown superimposed on a map of the United States, 38,000,000 Russians escaped the Nazis in 1941 by fleeing their homes. Strafed by dive bombers and machine-gunning "hedge-hoppers," they fled across their country before the invaders while their Red Army fought and fell back – fought and fell back.

Because Detroit (Moscow) is dangerously close to the front line, the capital has been moved temporarily deeper into the country, to Omaha (Kuibyshev).

In terms of the map of America, 38,000,000 persons walked and rode across more than half the United States. They left behind them – besides their homes – the lands which fed them, the mines which fed their factories, their clothing, their hospitals, their schools, their nurseries – in short, their lives. In the land to which they went there was almost none of these things. They built new factories first, ploughed the land second. Now they are building new homes. 

But – even as we would be – they are often cold, often hungry, always physically exhausted. They need help. But the fate of those who escaped is not the worst fate in Russia. Forty million of the residents of the invaded area did not escape! They stayed. From forest hideouts they have seen the Nazis burn their homes, truck away their stores of food, their clothing, even their household equipment. Some, staying in their homes to meet the invaders, have been robbed of all they owned… and many have been killed.

The Germans have seriously misjudged the strategic depth of the US/USSR: the Soviets have moved entire industrial zones safely away from the front, to Phoenix (Tashkent), Salt Lake City (Omsk) and Boise (Novosibirsk).

Some of the survivors now are returning to homes recaptured by the Red Army. They return to almost utter desolation. They, too, need help. Ten million have died in the fight that is theirs and ours. The Red Army has lost almost as many men, in killed and wounded, as are now in all the American armed forces! Civilians have died – by millions – of malnutrition, cold, exhaustion, disease – and of the Nazi hangman's noose and the bullets of Nazi firing squads. Hundreds of thousands of Soviet homes are sheltering the war's orphans.

Look at the map. Imagine the tragedy to you and your family if an invader had ravaged America throughout all that shaded territory on our Atlantic seaboard, westward all the way to St. Louis and Tulsa. Because the equivalent of that tragedy has happened to millions of our Soviet allies, Russian War Relief, Inc., asks all Americans to help keep relief ships sailing.”

Stalin, New York en een baksteen op een Russisch oorlogsmonument

————————-

Stalin, New York en een baksteen samen op een Russisch oorlogsmonument? Het lijkt onwaarschijnlijk, maar wanneer u afreist naar Jekaterinburg en een bezoek brengt aan de  Sjirokoretsjenski begraafplaats, zult u zien dat het kan. Ik wist van het bestaan niet af en ondanks de forse afmetingen van het monument – eigenlijk meer een ensemble – liep ik er bij toeval tegenaan.

Ik bezocht de omvangrijke begraafplaats voor de vermaarde, wanstaltige grafstenen van allerlei bandieten die in de wilde jaren negentig hier hun laatste rustplaats hadden gevonden. Op goed geluk sloeg ik na de ingang linksaf en zag al snel iets opdoemen wat een standaard Sovjetmonument voor de Tweede Wereldoorlog leek: een grote, open plaats, een obelisk en een muur met metalen panelen. 

Op de panelen aan de verre kant stonden de namen van soldaten die tijdens de oorlog in de ziekenhuizen van de stad (toen nog Sverdlovsk geheten) waren gestorven. Die namen, zo las ik naderhand, stonden daar sinds 1975. Het waren de panelen aan de kant ertegenover waar ik mijn camera voor tevoorschijn haalde. Die waren daar in 2015 aangebracht, zes in totaal.

Je hebt monumenten die iets aan de verbeelding overlaten. Daar behoort het ensemble op de Sjirokoretsjenski begraafplaats niet toe. Je loopt langs een boek met beelden die te samen een soort bijbel vormen, de Russische bijbel van de Tweede Wereldoorlog. Interpreteren is niet nodig, discussiëren al helemaal niet, hier staat het gewoon allemaal, gegoten in metaal.

In mijn lange loopbaan als zomerreisleider kwam ik weleens met een groep toeristen in het Museum van de Geschiedenis van Leningrad. Dan stond ik stil bij de vitrine met het dagboek van Tanja Savitsjeva. Daarin noteerde ze wanneer er tijdens het beleg van de stad weer iemand van haar familie was overleden. Ik vertaalde de pagina’s voor mijn groep, maar de laatste, waarop stond: “Alleen Tanja is over”, haalde ik nooit, want dan was ik al volgeschoten. Hier hebt u die pagina’s, op het beeld in Jekaterinburg.

Boven aan dit paneel ziet u, met bril, Dmitri Sjostakovitsj, wiens 7de Symfonie en de uitvoering ervan in het belegerde Leningrad ook tot de iconen van de Grote Vaderlandse Oorlog behoren. Dirigent Eliasberg staat ook op het beeld, maar niet op mijn foto. Het dagboekje van Tanja is overigens niet het enige ‘geschreven’ onderdeel van het monument. Verspreid over de zes platen staat het hartverscheurende gedicht Жди меня (Wacht op mij) van Konstantin Simonov - in het midden van de plaat hieronder, bijvoorbeeld, gewijd aan Stalingrad. Daarboven, iets naar links, is de beroemde fontein van dansende kinderen te zien bij het station van de verwoeste stad. Niet te zien op de foto is veldmaarschalk Paulus die zich overgeeft.


Opvallend aan het monument zijn enkele ‘echte’ onderdelen, zoals een baksteen uit het belegerde Stalingrad en een medaille die werd afgestaan door de nabestaanden van oorlogsveteraan Sergej Titlinov, met een beeltenis van Stalin.

Foto links:: https://periskop.livejournal.com/1722692.html (Zie daar ook voor veel meer en veel gedetailleerdere foto’s dan de mijne)

Hieronder krijgt de Russisch-Orthodoxe kerk een belangrijke rol toebedeeld, middels de icoon Onze Lieve Vrouwe van Tichvin, boven de troepen op het Rode Plein die aan het begin van de oorlog naar het front vertrokken. Daarmee (en ook met de vrouw rechts die een zegenend gebaar maakt) vertegenwoordigt het ensemble duidelijk het tijdperk waarin het is neergezet; de kerk doet tegenwoordig weer volop mee in Rusland, aan het begin van de Tweede Wereldoorloog was dat een stuk minder.

Foto: periskop.livejournal.com

Het paneel hieronder is gewijd aan de “bevrijding van Europa van het Nazisme”. Rechtsboven staan de namen van vier kampen: Dachau, Majdanek, Auschwitz en Salaspils. Daar frons ik een wenkbrauw bij. Dachau werd niet door het Sovjetleger bevrijd, terwijl dat hier toch wel wordt gesuggereerd. Salaspils was een kamp in Letland, niet ver van Riga. Is de vermelding van dit kamp bedoeld om te onderstrepen dat Letland en de andere twee Baltische republieken toch vooral werden bevrijd door de Russen en niet bezet?

Linksonder zien we Roosevelt, Churchill en Stalin in Jalta. Boven de drie leiders is het gebouw van de Verenigde Naties in New York afgebeeld met daarnaast de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. New York op een Russisch oorlogsmonument, ik vind het opmerkelijk, evenals die Universele Verklaring. Stalin heeft daar heel indirect dan misschien een bijdrage aan geleverd, maar zijn afbeelding dicht bij die verklaring zelf, dat wringt. Maar dan sla ik dus toch aan het interpreteren en discussiëren… Geschiedenis in metaal gieten, en dan blijft ze verdorie toch nog vloeibaar.

periskop.livejournal.com

Nog één detail. Op het paneel boven aan dit stukje, getiteld Overwinnaars, zit rechtsonder een soldaat die is teruggekeerd van het front. Thuis zag ik pas dat daar een tekst bij stond. Het zijn de eerste regels van dit lied:


Toen ik aan kwam lopen bij het monument, waren een paar lui bezig om bladeren op te vegen. Een van hen had zijn jas opgehangen aan de vinger van een soldaat, keurig aan het lusje

———————-

En die grafstenen van die bandieten? Ik heb er verder niet echt meer naar gezocht, want al rondzwervend over de begraafplaats kwam ik nog een zigeunerfamilie tegen die uitgebreid de sterfdag van een verwante dame, precies een jaar geleden, aan het gedenken was. Ik kreeg een borrel, maar geen uitnodiging om aan te schuiven, wat ik niet erg vond. De dag was al boeiend genoeg geweest.


(Op de boven al genoemde site zijn de commentaren onder de vele foto’s de moeite van het lezen waard. Uit die commentaren begreep ik dat een kopie van de panelen uit Jekaterinburg in Volgograd (het vroegere Stalingrad) is geplaatst.)

Ik ontvluchtte de 9 mei-viering in de grote stad en belandde bij een 9 mei-viering in een klein dorp

-----------------

Dit prachtige paar walste rond de fontein van het Vysotksi Park in Samara, aan de Wolga. Het was 8 mei, één dag dus voor de viering van de Dag van de Overwinning, maar op sommige plekken in de stad waren al wat kleine festiviteiten gaande. In het park dansten scholieren en werden op een podium oorlogsliedjes gezongen. Op de ochtend van 9 mei ontvluchtte ik de stad. Ik had de dagen ervoor in Nizjni Novgorod, Kazan en ook in Samara de voorbereidingen voor de feestdag meegemaakt, met tanks, trommels en ander militair gedoe, en ik had het een beetje gehad. 

Repetitie voor de militaire parade in Samara 

Enkele dagen voor de parade in Samara stonden de tanks al klaar

Ik nam een veerboot de Wolga over, ging in het dorpje Rozjdestveno van boord, en … belandde in een 9 mei-viering. Maar hier geen trommels, en al helemaal geen tanks. Op het pleintje bij het oorlogsmonument vormden scholieren een erewacht. Ze losten elkaar om de zo veel minuten af, netjes, maar zonder paradepas. Op een bankje in de zon zaten een paar hoogbejaarden. Ze kregen tulpen en voor een van hen, een vrouw met een mooie rode hoofddoek om, was er een plastic tas met geschenkjes. Ze kwam ervoor naar het podium, ondersteund door, neem ik aan, haar dochter.  


Het zogeheten Onsterfelijke Regiment, waarbij portretten van familieleden worden meegedragen, was mooi. Hier geen foute uniformen, verdachte symbolen en geen commercie die deze jonge, prachtige traditie in de grote steden af en toe ontsieren. Aandoenlijk was de vrouw die bloemen legde bij het monument en een traan wegveegde. Ik zag haar dat daarna nog een paar keer doen.

Na een uurtje nam ik de boot terug de Wolga weer over, naar Samara. Uit de verte zag ik boven de stad twee vliegtuigjes een looping maken. Er vlogen nog andere toestellen over. Dat was natuurlijk boven de grote parade, die zo te zien in volle gang was. 

War is war / Война - это война. Liefdevol oorlogsdocument van grootvader en kleindochter - in woord en beeld.

Nikolay Yassievich

“Eén ding is me duidelijk, jij bevindt je voorlopig, zo blijkt, ver in het achterland, en jij kunt mij niet begrijpen, zoals het ook voor mij nu moeilijk is om jou te begrijpen.” 

Nikolay Yassievich bevindt zich, wanneer hij bovenstaande regels schrijft aan zijn vrouw, al zo’n half jaar aan het front bij het Oranienbaum-bruggehoofd in de buurt van Leningrad, met aan één kant de Finse Golf en verder omsingeld door Duitse troepen. Zijn vrouw Frida, dochter Ira en zoon Zjora zijn geëvacueerd naar de Oeral. Frida heeft hem een brief geschreven die kennelijk niet helemaal goed is gevallen. Nikolay antwoordt: “Je schrijft dat een vriendin van je bij het werk in het bos onder een boom terecht is gekomen. Mijn lieve, dat soort dingen waar je over schrijft heb ik hier elke dag gezien en ik zie ze nog steeds. En ik ben daar al zo aan gewend dat ik, begrijpelijkerwijs, jouw stemming absoluut niet kan begrijpen.” 

Nikolay was een 38-jarige kunstschilder, toen hij zich in 1941 als vrijwilliger meldde voor het front. Een selectie van de brieven die hij vandaar schreef aan zijn vrouw en kinderen is nu uitgegeven in een liefdevol, mooi vormgegeven, tweetalig (Russisch en Engels) boek: War is war / Война - это война . Op de voorpagina staat niet alleen de naam van Nikolay, maar ook die van zijn kleindochter Tatyana Yassievich. Ook zij is schilder en van haar zijn aquarellen in het boek opgenomen. Ze schilderde de plekken waar haar grootvader vocht en maakte enkele aquarellen gebaseerd op foto’s uit de oorlog, waaronder de afbeelding hierboven die op de cover prijkt.

Wie brieven schreef van het front, was door de censuur aan beperkingen gebonden. Veel militaire details moesten uiteraard onvermeld blijven, en gruwelijkheden en defaitisme waren uit den boze - gesteld dat je het thuisfront daar al mee wilde belasten. Met politieke uitspraken moest je al helemaal voorzichtig zijn.  


Het moet voor Nikolay Yassievich moeilijk verdraagbaar zijn geweest, het logische onbegrip van zijn vrouw voor de ellende waarin hij zich bevond. Hij schrijft wel dat ze samen, mocht hij de oorlog overleven, weer over van alles zullen praten, maar hij moet al beseft hebben dat Frida hem ook na hun hereniging nooit helemaal zou kunnen begrijpen. Hij lijkt haar te waarschuwen, wanneer hij schrijft: “Als je twintig maanden in de loopgraven aan het front zit, groeit er een korst op je hart, als je daar niet heel erg voor oppast.” Nikolay raakt in juni 1943 gewond en keert niet meer terug naar het front. In oktober 1944 schrijft hij vanuit het inmiddels weer veilige Leningrad: “Ik ben heel erg moe, mijn lieve, écht moe, lichamelijk en geestelijk, ik ben leeg, voel me onverschillig, noem het geestelijke dystrofie. De wegen naar het front zijn voor mij afgesneden, ik moet me aanpassen aan het leven in de achterhoede en vooral aan de mensen in de achterhoede.”

De beschrijvingen - in bedekte termen - van zijn avonturen aan het front, wisselt Nikolay af met ‘familiezaken’. Hij verlangt naar het weerzien met Frida en zinspeelt knipogend op wat ze dan samen allemaal zullen doen. Voor zijn dochtertje schrijft hij sprookjes, zijn puberende zoon leest hij flink de les. Het zijn dit soort ‘kleinigheden’, vermengd met de observaties van een individuele frontsoldaat, die deze verzameling brieven zo waardevol maken - waardevoller (zeker op de lange termijn) dan de vaak pompeuze officiële oorlogsherdenkingen waarin Rusland de laatste jaren uitblinkt.


War is war / Война - это война  bevat naast afdrukken van vergeelde brieven en de aquarellen van kleindochter Tatyana, meer mooi beeldmateriaal, zoals de voorzijde van de oorlogs-ansichtkaarten die Nikolay stuurde. In een apart hoofdstukje staan - zeer op hun plek in dit familiedocument - portretten die Nikolay na de oorlog schilderde van familieleden. Het moet zijn schilderwerk zijn geweest dat hem hielp om de naoorlogse jaren door te komen. In oktober 1943 schreef hij, toen hij al weg was van het front: “Ik verlang zo enorm naar iets anders - als nooit tevoren wil ik weer aan de slag met schilderen. Aan het front was dat onmogelijk, en hier is er geen tijd voor, dat kwelt me het meest. Dat kwelt me zo, je kan je dat niet voorstellen …”  

-------------

Het boek War is war / Война - это война heeft een aparte site. Tatyana Yassievich heeft een eigen site gewijd aan haar schilderwerk, die vindt u hier.