Vladimir Vysotski en het WK voetbal van 1970

———————-

Het eerste WK voetbal waar ik herinneringen aan heb is dat van 1966 in Engeland. Niet dat ik daar ook maar één wedstrijd live van heb gezien, maar de namen van de helden van toen bereikten mij wel: Eusébio, Jasjin, Uwe Seeler… En er was dat Engelse doelpunt in de finale tegen West-Duitsland; was die bal nou wel of niet over de lijn? De grensrechter, afkomstig uit de USSR, wist zeker van wel en het doelpunt werd goedgekeurd. Of de Tweede Wereldoorlog daar misschien nog een rol bij had gespeeld, vroeg ik mij pas jaren later af.

De eerste bewegende beelden van dat WK zag ik pas weken of zelfs maanden na die door Engeland met 4-2 gewonnen finale. Vanuit Vlaardingen was ik naar Rotterdam getogen, omdat daar een film over het toernooi zou worden vertoond, in kleur! Erg veel plezier beleefde ik daar niet aan, want de film brak en voor zover ik mij herinner was dat ook meteen het einde van de hele voorstelling.    

Nee, dan het WK van 1970! In Mexico. Die waanzinnige save van Gordon Banks tegen Brazilië! Italië tegen West-Duitsland in de halve finales: 4-3 na verlenging. En de Italianen die vervolgens in de finale van het veld werden geveegd door het Brazilië van Pelé, Tostao en Rivellino. Ik moet die wedstrijden in zwart-wit hebben gezien, maar die beelden zijn naderhand verdrongen door kleuren, en dan natuurlijk vooral door het geel-blauw van de Brazilianen. (Als oud-doelman laat ik u hier graag even meegenieten van die redding van Gordon Banks:)


Er was iemand in Moskou die in 1970 ook betoverd was geraakt door ‘Mexico’ – en ook door de spelers van Brazilië: acteur/zanger Vladimir Vysotski. Hij schreef er een liedje over. Niet zijn beste werkje, het doet wat geforceerd aan, met die gezochte rijmwoorden op de namen van Pelé en zijn makkers, maar ach, het gaat over voetbal en over dat eerste WK waar ik wedstrijden van zag.

En ik verkneukel me bij de gedachte aan een vertaler die niets van voetbal weet – laat staan van dat WK in Mexico – en die hier wat lastige puzzelstukjes krijgt voorgeschoteld. (Zelf maak ik me er dan wel weer een beetje vanaf door me niks aan te trekken van rijm en metrum).     

 
После Чемпионата МИРА ПО Футболу - Разговор С Женой

Комментатор из своей кабины
Кроет нас для красного словца,
Но недаром клуб "Фиорентины"
Предлагал мильон за Бышовца.

De commentator fakkelt ons af
vanuit zijn cabine,
Alleen omdat dat zo lekker bekt.
Maar Fiorentina heeft niet voor niks
Een miljoen geboden voor Bysjovets.


(De Sovjetunie verloor in de tweede ronde van Uruguay. Bysjovets had in de eerste ronde vier keer gescoord. Bysjovets vertelt hier in een filmpje over dat WK, met zijn doelpunten.)

Ну что ж, Пеле как Пеле,
Объясняю Зине я,
Ест Пеле крем-брюле
Вместе с Жаирзинио.

Nou ja, Pele is gewoon Pele
Leg ik Zina uit
Pele eet crème brûlée
Samen met Jairzinho


(Laatstgenoemde was een ploeggenoot van Pele)

Муром занялась прокуратура.
Что ему?! Реклама! — он и рад.
Ну, здесь бы Мур не выбрался из МУРа,
Если б был у нас чемпионат.

Een officier van justitie hield zich met Moore bezig.
Deed hem niks! Was reclame!, waar hij blij mee was.
Nou, in Moskou was Moore niet aan de recherche ontsnapt.
Als het WK bij ons was geweest.

(De Engelse aanvoerder Bobby Moore was in Bogotá, waar in de aanloop naar het WK een oefenduel met Colombia gepland stond, gearresteerd op verdenking van winkeldiefstal.)

Я сижу на нуле,
Дрянь купил жене — и рад.
А у Пеле — "шевроле"
В Рио-де-Жанейро.

Ik heb geen cent te makken,
Heb rommel voor mijn vrouw gekocht – is tenminste nog iets.
Maar Pele heeft een chevrolet
In Rio de Janeiro

Может, не считает и до ста он,
Но могу сказать без лишних слов:
Был бы глаз второй бы у Тостао —
Он вдвое больше б забивал голов.

Hij kan misschien niet tot 100 tellen,
Maar ik kan zonder veel omhaal zeggen:
Had Tostao een tweede oog gehad,
Dan had hij twee keer zoveel gescoord.

(Tostao – ‘de Witte Pelé’ – had voor het WK al problemen met zijn netvlies. Drie jaar later betekenden die het einde van zijn voetballoopbaan. Dat ‘omhaal’ ook een voetbalterm is, bedacht ik pas toen ik het woord al had opgeschreven.)  

Embed from Getty Images

—————————

Vier jaar later betoverden Cruijff en de zijnen de wereld, zoals Pelé cs dat vier jaar eerder hadden gedaan. Maar daar ben ik nog geen Russisch lied (wat rijmt er op Cruijff?) over tegengekomen.

Tatjana Leontjeva in morsig Sint-Petersburg, antisemitische dorpsschrijvers en nog wat recente werken uit en over de Russische literatuur

——————————

Tatjana Leontjeva

Tanja is samen met haar man (alcoholist, miskende dichter-zanger) in Sint-Petersburg bij vrienden op bezoek. Ze is het gezelschap na een tijdje zat, vindt een bed in een naburige kamer en valt in slaap. Haar man is haar kwijt, belt haar tevergeefs, heeft geen idee waar ze is en gaat dan maar alleen naar huis. Daar kan hij de sleutel niet vinden, slaat – ze wonen op de begane grond – een ruit in, gaat naar binnen en vergeet buiten zijn dure gitaar. Die wordt door de lokale straatveegster in de vuilnisbak gegooid. Wanneer Tanja en haar man dat horen, is de vuilniswagen al langs geweest.

Het is een episode uit Суп без фрикаделек van Tatjana Leontjeva, een bundel korte verhalen waarin ze haar (grotendeels) eigen, moeizame pogingen beschrijft een leven op te bouwen, nadat ze vanuit Tomsk in Sint-Petersburg is gearriveerd om een kunstopleiding te volgen. Die opleiding wordt geen succes en ook verder wil het allemaal niet zo lukken. In de ruim tien jaar die de verhalen beslaan, struikelt ze van relatie naar relatie, hokt in studentenflats en kommoenalka’s en drinkt af en toe stevig, tegen het decor van Sint-Petersburg (en dan vooral van de rommelige delen van de stad), waar ze zich ondanks alles thuis voelt.

Het geheel aan verhalen is in Суп без фрикаделек aanzienlijk meer dan de som der delen. De laconieke schetsen voegen zich samen tot een niet al te vrolijk, maar pakkend tijdsbeeld. Het wereldje waarin Tanja ronddraait, wordt bevolkt door types die, op zoek naar geluk, niet kunnen of willen aanhaken bij het snelle leven rondom. En steeds is daar die morsige stad als toneel. Dwepen met de duistere binnenplaatsen van Sint-Petersburg, de zurige trappenhuizen en andere rafelranden doe ik niet snel. Maar wanneer Tanja zich weer eens terugvindt op een wankele divan in een kommoenalka, met drank op tafel en een bozige buurvrouw in de verlopen keuken, dan krijg ik toch behoorlijk last van heimwee.

Met haar luchtige taalgebruik probeert Leontjeva de zaken niet mooier voor te doen dan ze zijn. Daarbij tast ze af en toe diep in de buidel van onwelvoeglijk taalgebruik, zonder dat dit een hinderlijk maniertje wordt. Bij bezoek aan vrienden treft ze een невероятный срач aan (een ongelooflijke teringzooi) en een studentenflat bevindt zich niet zomaar in een verre buitenwijk, nee, die zit in зажопинских выселках (hier waag ik me niet aan een vertaling – suggesties zijn welkom). Daarnaast kwam ik nog volop kleurrijke woorden en uitdrukkingen uit een netter register tegen die nieuw voor mij waren. Als extraatje bij die aardige schetsen van een leven in de marge van Sint-Petersburg, maakten deze Russische lichtstraaltjes Суп без фрикаделек ook tot een taalkundig genoegen.

Hoe zouden dorpsschrijver Valentin Raspoetin (1937-2015) en zijn goede vriend en literair criticus Valentin Koerbatov (1939-2021) over Tatjana Leontjeva’s korte verhalen hebben geoordeeld? Wanneer je hun briefwisseling leest (Валентин Распутин / Валентин Курбатов - Каждый день сначала), laat het antwoord zich raden: die hadden ze afschuwelijk gevonden. De briefwisseling heeft een merkwaardig boek opgeleverd, waarbij ik me afvraag of de publicatie ervan de reputatie van de twee literatoren goeddoet. Raspoetin behoorde tot de zogeheten dorpsschrijvers, die in de jaren zestig en zeventig in hun werk alarm sloegen over de teloorgang van het platteland. Ze wierpen zich op als beschermers van cultuur en natuur (zo keerden zij zich tegen de plannen om de loop van grote rivieren te verleggen) en verwierven daarmee veel aanzien; hun stem werd gehoord. In de jaren tachtig verdwenen ze naar de marge van de Russische literatuur, in de jaren negentig was hun rol als schrijver nagenoeg uitgespeeld. De brieven van Raspoetin en Koerbatov (twee epistels zijn uit de jaren zeventig, dan gaat het verder vanaf 1983) vormen één lange klaagzang. “Het wordt steeds duidelijker dat literatuur in de oude zin van het woord heeft afgedaan. […] Iedereen bakt zijn waar voor de markt, zonder de moederlijke stem van de gehele literatuur te horen of te voelen. Iedereen is op zichzelf.” (Koerbatov). “Jij voelt je nog verplicht om het literaire proces te volgen en te beoordelen wat onkruid is en wat nuttig gewas. Mij interesseert het niet meer. Niet langer door onze inspanningen wordt die akker ingezaaid en gewied.” (Raspoetin). De jammerklachten, in meerdere varianten verspreid over de brieven, zijn deels te begrijpen. De literatuur hééft in Rusland flink aan status ingeboet, maar beide heren tonen zich wel erg bitter en verongelijkt.            

Lelijke tintjes krijgt hun correspondentie, wanneer de scheiding der geesten in Russische culturele kringen aan bod komt. Die was er altijd al, met de verschillende stromingen (liberaal, conservatief, nationalistisch) gegroepeerd rond literaire tijdschriften, maar met de politieke aardverschuivingen van de jaren tachtig en negentig kregen de polemieken vaak een ronduit onaangenaam karakter. Raspoetin schurkte tegen de ultra-nationalisten aan en in die kringen was anti-semitisme niet echt uitzonderlijk. En wat merkt Raspoetin in een van zijn brieven op over de joodse schrijver Aleksandr Gorsjtsjakovski, die zich (aldus Raspoetin) opwerpt als “steunpilaar van het liberalisme en van de  algemeen menselijke waarden en zich in alle ernst kosmopoliet noemt”?: “Hij weet heel goed, al zegt hij het niet, dat de algemeen menselijke waarden de waarden zijn van zijn volk, maar dat die voor ons dodelijk zijn.” En wanneer dorpsschrijver Viktor Astafjev (nog zo’n literaire mastodont uit het verleden) kritiek levert op andere Russische schrijvers, is dat, aldus Raspoetin, “tot blijdschap van de levende Ejdelmannen” - een verwijzing naar schrijver en historicus Natan Ejdelman (1930-1989), die Astafjev in een brief had aangesproken op xenofobische elementen in zijn werk.    

———————-

Toen leek het me tijd om een ander boek ter hand te nemen dat ik al een tijdje had liggen: Антисемитизм и упадок русской деревенской прозы. Астафьев, Белов, Распутин (Antisemitisme en de teloorgang van het Russische dorpsproza. Astavjev, Belov, Raspoetin) van Maxim Shrayer.*) Shrayer is niet van de fluwelen handschoen. Zo noemt hij Vasili Belov een “politieke antisemiet op een kreupel wit paard” en Raspoetin een “ecologische antisemiet op een kruispunt van de geschiedenis”. Hij stelt over het trio (inclusief Astafjev dus) dat hun marginalisering als schrijver een rechtstreeks gevolg is van hun antisemitisme. Op die stelling valt genoeg af te dingen, maar dat er in hun boeken, artikelen en brieven her en der antisemitisme opborrelt, is duidelijk – extra duidelijk, wanneer Shayer de voorbeelden uit duizenden pagina’s plukt en, in geconcentreerde vorm, op een rijtje zet. Vooral Astafjev en Belov, aldus Srajer, zien joden als de belangrijkste aanstichters van alle schade die Rusland in de afgelopen eeuw is berokkend. De uitspraken van de twee zijn af en toe ronduit primitief. Wanneer de al genoemde Ejdelman Astafjev in beheerste bewoordingen maant om, in de traditie van de Russische literatuur, de oorzaak van kwade zaken in eerste instantie bij het eigen volk te zoeken, omdat een schrijver zich anders tot artistieke onvruchtbaarheid veroordeelt, reageert deze als door een adder gebeten. Ejdelmans brief loopt volgens Astafjev “niet simpelweg over van kwaadaardigheid, maar van te lang gekookte pus van joodse hoog-intellectuele hooghartigheid.[…]” (перекипевшим гноем еврейского высокоинтеллектуального высокомерия). Een punt van ergernis is de emigratie van joden, die in de jaren tachtig sterk toeneemt (voor vrijwel alle andere bevolkingsgroepen in de USSR zitten de grenzen potdicht). Zij, de joden, denken dat alles om hen draait, in heel de wereld, aldus Astafjev in een interview, en als het hun ergens niet bevalt, “vertrekken zij naar waar het beter is.”

—————————-

Die joodse emigratie is een belangrijk thema in de nieuwe roman van Elena Katishonok, een van mijn favoriete Russischtalige schrijvers van deze eeuw: Джек, который построил дом. (Over eerder werk van Katishonok schreef ik onder meer hier en hier.) Net als in haar eerdere romans laat Katishonok de geschiedenis van de USSR weerspiegelen in de lotgevallen van kleine lieden, al is die geschiedenis nu wel wat opgeschoven: we zijn aanbeland in de jaren zeventig en tachtig. Moeder en zoon (Jan) krijgen toestemming om te emigreren, een oom (Jakob) achterna, die eerder al in de VS is neergestreken. Met die oom en ook nog een oma, hebben ze jarenlang een kamer gedeeld in een kommoenalka. Het vertrek uit het benauwende land en die benauwende kamer zou een bevrijding moeten zijn, vooral ook omdat Jan eindelijk los kan komen van zijn uiterst dominante moeder, maar is dat niet. Economisch houden Jan en Jakob zich staande, maar hun leven in de VS raakt doortrokken van een gevoel van ontheemd zijn. Katishonok is op haar sterkst wanneer ze de tijd verdicht en bijvoorbeeld vijf jaar samenvat in een enkele pagina. In het tweede gedeelte van Джек, который построил дом, dat zich afspeelt in Amerika, worden de personages veel meer op de voet gevolgd en verstrijkt de tijd langzamer. Dat is niet Katishonok op haar best. Wie met haar werk wil kennismaken, kan beter beginnen met een van de boeken die ik eerder besprak (zie de linkjes hierboven).

En dan las ik nog een heel ander boek, vol stadsfolklore: Дети моста лейтенанта Шмидта van Edoeard Kotsjergin. Kotsjergin vertelt over de tijd dat hij, in de jaren vijftig, leerling was op de school die was verbonden aan en ondergebracht in de Kunstacademie in Leningrad. Het is wel een beetje stadsgeschiedenis voor gevorderden: naast Kotsjergins medeleerlingen en de docenten speelt vooral het gebouw een belangrijke rol, net als de directe omgeving, het Vasili eiland. Nu stond ik ooit op het dak van de Academie, kocht er een voetballer, en heb ik wegens familieomstandigheden ook aardig wat voetstappen liggen in de directe omgeving, maar wie dat eiland niet meteen kan plaatsen, moet eerst daar maar eens wat over gaan lezen.

————————

En tot slot. Onderstaande boeken hebt u misschien zien liggen in de ‘straatbibliotheek’ in de hal van Utrecht CS; ik vond er weinig tot niks aan en deed er zonder aarzelen afstand van… Waarbij nog zij opgemerkt dat Tatjana Leontjeva als jurylid van de literaire prijs Natsbest tot mijn verbazing gestemd heeft op het eerste boek in dit rijtje.

——————————

*) Shrayers in 2020 in het Russisch verschenen boek (111 pagina’s) is een uitwerking van een Engelstalig essay uit 2000: Anti-Semitism and the Decline of Russian Village Prose.               

De spelers van FC Zenit met puppies op het veld – ik ben weer even supporter

——————-

———————-

Ik wilde eigenlijk een stukje schrijven over het nogal droeve leven van een vrouw, die als meisje in Moskou van de straat werd geplukt om als troostmeisje te dienen voor Lavrenti Berija, en die later (in een heel andere functie) betrokken was bij een huiszoeking bij dissidente Irina Grivnina (die later in Nederland belandde) – maar ik koos voor wat anders. Want afgelopen vrijdag kwamen de voetballers van FC Zenit voor de wedstrijd tegen Rostov allemaal met een hond in hun armen het veld op. En niet zomaar een hond, nee, het waren nog puppies ook.

Ik volg het Russische voetbal niet meer zo erg. Er was een tijd dat ik regelmatig bij FC Zenit op de tribune zat, nog in het oude, gezellige stadionnetje aan de Neva, waar je op de bovenste ring drie kerktorens kon zien en waar je, omgeven door allerlei supporters, je kennis van het Russisch flink kon uitbreiden met woorden die ze je op de universiteit nooit hadden geleerd. Maar de club zit al sinds jaar en dag in een nieuw, glimmend stadion. Dat ligt ook aan het water en in taalkundig opzicht kan je er nog steeds je hart ophalen, maar verder… Arsjavin had je vroeger, en Kerzjakov; spelers uit de regio. Nu worden ze, met heel veel geld van Gazprom, gehaald uit Portugal, Brazilië en weet ik veel van waar.     

Maar nu ben ik toch weer voor even fan, vanwege die hondjes. Die waren niet van de spelers (ze mochten ze ook niet houden), ze kwamen stuk voor stuk uit een asiel. Het gebeurde allemaal in het kader van de actie “Honden hebben het thuis beter” (Собакам лучше дома), bedoeld om aandacht te vragen voor dierenasiels en uiteraard ook voor de dieren zelf. De Russische Kinologen Federatie had zestien pups geselecteerd, waarbij niet alleen naar het uiterlijk werd gekeken, de honden dienden ook – jawel – de juiste vaccinaties te hebben gehad. “We hebben ons beperkt tot puppies, volwassen honden was gevaarlijker geweest”, aldus Zjanna Dembo, hoofd communicatie bij FC Zenit.

Topscorer Artjom Dzjoeba (die ik bij meerdere grote toernooien als topscorer voorspelde, maar die me steeds lelijk in de steek liet) droeg de kleine Riko het veld op. Er waren meteen gegadigden die Riko in huis wilden nemen, maar dat enthousiasme werd door Dembo getemperd. “Het mag geen emotionele beslissing zijn, je moet geen pup nemen omdat Dzjoeba die toevallig in zijn armen heeft gehad. Alle aanmeldingen gaan via de Kinologen Federatie. Daarbij wordt men gewezen op de verantwoordelijkheid. Je moet begrijpen dat een hond nemen geen spelletje is, maar een zaak van ernst en liefde.”

Dzjoeba met Riko

———————-

De wedstrijd tegen Rostov eindigde overigens in 2-2. Zenit staat bovenaan met vijf punten voorsprong op Dinamo Moskou, dat een wedstrijd minder gespeeld heeft. Over een paar maanden zal ik nog eens kijken hoe de club er voor staat, Of over een jaar, als de spelers weer met van die hondjes het veld opkomen.

Venus van Shocking Blue in het collectieve geheugen van Rusland

————————

Robbie van Leeuwen, Klaas van der Wal, Mariska Veres, Cor van der Beek

———————-

De Russische Rockmuzikant Aleksandr Poesjnoj is op bezoek bij een middelbare schoolklas. Hij speelt het eerste akkoord van Venus, de klassieker van Shocking Blue, en vraagt welk nummer dat is. Ik vermoed dat behoorlijk wat Nederlandse scholieren vandaag de dag het antwoord schuldig zouden moeten blijven, maar hun Russische leeftijdgenoten roepen meteen, en met een vreugde die bijna ontroert: ‘Sjizgara!’

Sjizgara? We zijn in Rusland, dus dat antwoord rekenen we goed…


Want hoe zat dat ook weer met Sjizgara? Waarom roepen die leerlingen daar in Rusland niet gewoon Venus? Ik schreef er al eerder over, maar het betreft hier een zaak van nationale trots, dus een keertje extra kan geen kwaad. In de Sovjetunie zal hooguit een enkeling een exemplaar hebben gehad van het singeltje van Shocking Blue. Het werd vooral verspreid via cassettes die werden gekopieerd en gekopieerd, en het werd ook meegezongen in discotheken, met steeds een matige geluidskwaliteit en een eveneens matige kennis van het Engels: She’s got it! uit het refrein werd: Sjizgara!, yeah baby, sjizgara! – en dat is tot op heden zo gebleven. Sterker nog: sjizgara belandde als woordje in de Russische taal, het betekent zoveel als wauw!, te gek!

Terwijl ik met Shocking Blue in het achterhoofd nog wat verder door het internet bladerde, ontdekte ik dat het in Rusland een kleine stap is van Venus naar drank. Er blijkt een alternatieve tekst te bestaan op de ijzersterke melodie van Sjizgara, met daarin een hoofdrol voor Солнцедар (Zonnegave), een alcoholische versnapering van bedenkelijke kwaliteit. Het spul werd vanaf eind jaren vijftig geproduceerd door een wijnfabriek bij het dorp Солнцедар /Zonnegave. In de jaren tachtig kwam daar, ten gevolge van de anti-alcoholcampagne van partijleider Gorbatsjov, een einde aan. Overigens ligt dat Zonnegave in de buurt van Gelendzjik, waar het paleis van Poetin staat dat onderwerp was van een van de vileinste onthullingen van Aleksej Navalny, maar daar zie ik verder geen verband tussen.

—————————

Op de wijs dus van Venus/Sjizgara:         

Как заходишь ты в лабаз,
На столе стоит фугас
По цене рупь двадцать семь
"Солнцедар" известен всем

Припев:
Недаром
Нас травят "Солнцедаром"!
Солнце меркнет
Перед этим божьим даром!

Красишь крышу иль сарай -
"Солнцедар" ты покупай
На одно ведро воды
По два фауста бурды

Loop je de schuur in
Staat er een granaat op de tafel
Met z’n prijs van 1 roebel 70
Kent iedereen Zonnegave

Refrein:
Niet voor niks
Vergiftigen ze ons met Zonnegave
De zon verbleekt
Bij deze gave Gods


Verf je dak of schuur
Koop Zonnegave
Op één emmer water
Twee fausten bocht 

————————-

Zonnegave komt (uiteraard) voor in het alcohol-epos Moskva-Petoesjki van Venedikt Jerofejev. Timoer Kibirov, mijn favoriete Russische schrijver van dit moment, wijdt er een lang dichtwerk aan (met daarin een rol voor de Beatles). Vele jaren nadat de productie was gestopt en de USSR al niet meer bestond, trachtte een zakenman de merknaam opnieuw te registreren, maar dat verzoek werd afgewezen. De naam Zonnegave, aldus de motivatie, grijpt terug op goedkoop alcohol-surrogaat en roept negatieve associaties op met de tijd van stagnatie. Registratie van de naam is daarom “in strijd met het maatschappelijk belang”.     

Nizjny Novgorod (2018). “karaoke bar dansen”

Om terug te keren bij Shocking Blue’s Venus: dat maakt deel uit van het collectieve geheugen van Rusland, zo veel mag je wel zeggen. Op een Russische hitparade kwam ik het nooit tegen, maar het lijkt me, noodgedwongen afziend van vergelijkbare verkoopcijfers, niet overdreven om te stellen dat het nummer in de Sovjetunie/Rusland uiteindelijk een grotere hit is geworden dan ooit bij ons of in Amerika, waar het, in februari 1970, op de eerste plaats belandde. Het kan dan ook niet verbazen dat bij een kleine Russische populariteitspoll, waar gekozen kon worden tussen het origineel en de gelikte variant van Bananarama uit de jaren tachtig, onze Haagse versie met afstand als winnaar uit de bus kwam. (‘origineel’ dient eigenlijk tussen aanhalingstekens te staan, want componist Robbie van Leeuwen had flink leentjebuur gespeeld bij oude folk-muzikanten, maar daar gaat het nu niet om.)   

Tussen de commentaren bij die poll trof ik bovenstaand filmpje aan met Aleksandr Poesjnoj. Luister het wat verder af dan de beginklanken van Venus, en u krijgt een bijzondere uitvoering te horen: een mix van Venus en Smells like teen spirit van Nirvana. En dat, als ik weer een ander commentaar moet geloven, valt allemaal nog in het niet bij weer een heel andere versie: “Het best werd het lied uitgevoerd door het vocaal-instrumentaal ensemble Kwinton van de conservenfabriek Kirov in Simferopol.” Die versie heb ik helaas niet kunnen vinden.  

Op de pop- en rockpodia van de USSR: mijn muziekvrienden in Voronezj en Leningrad – 2.

——————————-

——————————-

Het was een vrij koddig contrast: boven het filmdoek hing een banier met in krachtige kapitalen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN! Op het filmdoek eronder sprongen de twee dames van ABBA vrolijk zingend op en neer op een podium in Australië. ABBA The Movie draaide in Voronezj.

Het was begin jaren tachtig. De honger naar Westerse muziek onder de jeugd van Rusland was groot. Af en toe werd die via officiële kanalen een beetje gestild. Zo kon het gebeuren dat zelfs in het wat slaperige Voronezj, in de filmzaal van het Huis der Officieren aan de Prospekt van de Revolutie ABBA te zien was. Helemaal zonder risico werd dat niet geacht en daarom ging aan het filmspektakel een waarschuwing vooraf: “Wat u nu gaat zien is een typisch voorbeeld van Westerse propaganda. Veel jonge mensen worden getoond die hun vrije tijd doorbrengen met het luisteren naar popmuziek. Iedereen lacht en lijkt gelukkig. Maar over tien jaar, wanneer ze allemaal werkeloos zijn, lachen ze dan nog steeds?”

Een maand later zat ik een aantal weken in Leningrad. Daar had ik speciaal toestemming voor moeten vragen, want op mijn visum stond enkel en exclusief Voronezj aangegeven. Onder het mom van noodzakelijk bibliotheekbezoek (mijn verblijf van een half jaar in Rusland was bedoeld voor studie; ik werd geacht aan mijn scriptie te werken) had ik een aanvraag ingediend voor een reisje naar het noorden. Ik wilde daar bij Russische vrienden Oud en Nieuw gaan vieren – wat ik bij mijn aanvraag maar niet had vermeld. Ik kreeg groen licht en het decanaat regelde een treinticket voor me.

Na bijna vier maanden in het niet al te uitbundige en qua voedselvoorziening ondermaats bedeelde Voronezj was Leningrad in veel opzichten een flinke overgang. Daar lagen complete kippen in de vitrines! Eén ding was wel hetzelfde: toen ik op een avond het Gorki Cultuurpaleis betrad om eens kennis te maken met muziek van de Magnetic Band uit Tallin, zag ik daar boven het podium weer zo’n banier hangen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN!        

Het contrast met wat zich onder dat banier afspeelde, was nog veel groter dan eerder in het Huis der Officieren in Voronezj. Hier geen vrolijke Zweedse melodietjes, nee, hier werd tot mijn aangename verassing stevige rock and roll ten gehore gebracht, ook tot genoegen van de Russische toehoorders, van wie er enkelen overeind kwamen om lekker te dansen, om meteen weer naar hun stoel gedirigeerd te worden door een van de drie aanwezige agenten in uniform. Een dag later ontmoette ik de voorman van de band, drummer en toetsenist Gunnar Graps. Ja, wel leuk, dat enthousiasme van het publiek, vertelde hij, maar ook zorgwekkend: te veel wilde taferelen kon leiden tot een annulering van de concerten die nog in Leningrad gepland stonden.

Singeltje uit 1981. Op het hoesje wordt de band beschaafd ‘ensemble’ genoemd.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Voor de sympathieke leider van de Magnetic Band had de Westerse pop- en rockmuziek weinig geheimen. In Estland kon hij de Finse tv ontvangen en alle bekende bands kende hij niet alleen van horen, maar ook van zien. Daardoor geïnspireerd waren de optredens van Graps en zijn mannen zeer levendig, met rondspringende gitaristen en een wilde solo van Graps achter de drums. Om te begrijpen welke krachten een groep als Magnetic Band daarbij tegenover zich vond, volstaat een citaat uit het tijdschrift Moezikalnaja Zjizn (Muziekleven) van maart 1982, uit een verslag van een muziekfestival: “Het grootste gedeelte van het repertoire van de groepen voldeed aan de eisen van deze tijd, aan de opgave van de patriottische en esthetische opvoeding van de massa, weerspiegelde het heroïsche verleden van de volkeren van ons vaderland, de strijd voor de vrede en de rol van de Communistische Partij in het leven van het Sovjetvolk.”

Ik trok nog een paar dagen op met de muzikanten, die rond de optredens uiterst relaxed waren – typisch Ests, zo zeiden mijn Russische vrienden. Uitzondering was het moment dat de geluidsman de diefstal van twee microfoons ontdekte. “Typisch Leningrad, bij ons in Estland gebeurt zoiets niet!”, brieste hij. Apparatuur was een verhaal apart in die tijd. Elke band zat te springen om Westerse spullen, van een gedegen drumstel tot een zekeringetje voor een kapotte synthesizer. De geluidsman had een recent nummer van het Engelse tijdschrift Melody Maker bij zich. Een advertentie voor een mixer had hij omcirkeld. “Als ik dat dingetje eens op de kop kon tikken, dan was ik van een hoop problemen af.”

Magnetic Band was in 1980 een van de winnaars van het legendarische rockfestival van Tbilisi, samen met Masjina Vremeni. Die tweede groep, van voorman Andrej Makarevitsj, bleef overeind in de jaren die volgden. Magnetic Band verdween gaandeweg uit de frontlinie, misschien mede doordat in Estland de protestcultuur steeds meer gestalte kreeg in het repertoire van zangkoren. (Over die zangculuur hier een recent artikel.) Gunnar Graps behield zijn status als rockpionier, maar raakte wel de weg kwijt. Hij beproefde zijn geluk in de VS, keerde in de jaren negentig terug in het onafhankelijke Estland, werkte als deejay op de veerboot Estonia en belandde wegens smokkel van anabole steroïden in 1993 een paar maanden in een Zweedse cel - vermoedelijk tot zijn geluk: het jaar daarop verging de Estonia. Na zijn vrijlating waren er plannen voor een comeback en een tournee door Rusland. Het kwam er niet meer van. In mei 2004 overleed hij, 52 jaar oud, aan een hartaanval.

———————-

Bovenstaand verhaal is, net als deel 1, deels gebaseerd op artikelen die ik schreef voor de Volkskrant (27-8-1982) en Muziekkrant Oor (nummer 2, 1983).            

Hoogtijdagen: betoverende beelden van een ecologische ramp op het schiereiland Kola

——————-

————————-

“Mensen moeten naar je film kijken alsof ze voor een schilderij staan. Zo breng je ze naar een plek.” Zo belichtte filmmaker Ben van Lieshout bij de première van zijn documentaire Hoogtijdagen in het Amsterdamse Eye zijn werkwijze. Hij bereikt zijn ‘schilderij-effect’ door met een kleine, handzame camera onopvallend een wereld binnen te stappen en er stil te staan, letterlijk, met een statief. De plek waar hij zijn kijkers in Hoogtijdagen binnenleidt, is het schiereiland Kola, in het hoge Noorden van Europees Rusland. Moermansk is er de bekendste plaats, maar Van Lieshout neemt zijn camera ook mee naar stadjes met namen als Nikel en Afrikanda, ooit door Moskou met grote investeringen tot leven gewekt, inmiddels echter deels vergeten, verlaten en vergaan.

Van Lieshout kwam op het idee voor de documentaire toen hij deelnam aan een filmfestival in Moermansk, getiteld Noordelijk Karakter. Wat was dat dan wel, dat noordelijke karakter, vroeg hij zich af. Hij ging ernaar op zoek, vond er eigenlijk geen antwoord op, maar gaandeweg leidde die zoektocht tot heel wat anders: een portret van een regio, die in haar hoogtijdagen mensen trok in de bloei van hun leven. Diezelfde mensen zijn nu vertrokken of zien om zich heen vooral de ruïnes van de toekomst waar zij ooit aan meebouwden. Zoals de verweerde wetenschapper die in Afrikanda zwijgend naar de resten staart van het instituut dat alle ertsen van de wereld zou gaan bestuderen op hun potentie. Hij kan er niet over uit: “Iets dergelijks heb ik gezien na de oorlog in Leningrad. Maar dat was het gevolg van bombardementen en een bezetter.”            

————————-

Hoogtijdagen is ook het verhaal van generaties. Van de wetenschapper die bitter terugkijkt op zijn leven, van de generatie daaronder; de moeder die meekwam met haar ouders en nu hoopt dat haar kinderen uit het vervuilde gebied zullen vertrekken; van die kinderen, pubers die een studie elders als vluchtroute zien. En dan zijn er de beelden van de jonge schooldirecteur die aan het eind van de dag de schooldeur achter zich dichttrekt en naar huis loopt, te midden van akelig lege, vervallen flats. Hoeveel nieuwe leerlingen zullen zich de komende jaren nog aanmelden? Vriendelijk groet hij de vrouw die het schoolplein netjes aanveegt. Want het leven gaat vooralsnog wel door.

Kijken naar Hoogtijdagen is, inderdaad, schilderijen verzamelen: een begraafplaats aan zee, een reeks uitgediende, in heldere kleuren geschilderde straaljagers als monument, een voorbijglijdend marineschip, de bewegende wimpers onder de helm van de vrouw die een mijnlift bedient. Van Lieshout wordt bij zijn Russische filmprojecten bijgestaan door schilderes Tatyana Yassievich (ze is in de documentaire af en toe met kwast en doek in de weer). Als producent weet ze moeilijk toegankelijke locaties te ontsluiten, ze weet als Russin hoe de hazen lopen. Ik zou graag eens op de voet willen volgen hoe ze dat allemaal voor elkaar krijgt… Van Lieshout zal haar ook weer nodig hebben bij zijn volgende Ruslandproject: een documentaire over een treinwagon met medici, die langs de BAM-spoorlijn medische zorg komen brengen voor de mensen in de dorpen. Ook daar zijn de bewoners, ooit gedreven door enthousiasme en gelokt door hoge lonen, door Moskou vergeten.       

——————-

Hoogtijdagen draait in zeventien bioscopen.
Eerdere films van Ben van Lieshout over Rusland: Inventaris van het moederland en Siberische sketches.

Op de pop- en rockpodia van de USSR: mijn muziekvrienden in Voronezj en Leningrad – 1.

————————-

ABBA The Movie draaide in de stad, waarover meer in deel 2.

————————

Vitja en Serjozja waren mijn makkers, mijn kameraden zo u wilt, op de studentenflat in Voronezj, in de vroege jaren tachtig. Beiden studeerden Engels, speelden gitaar en waren in hart en ziel fan van ABBA en de Beatles. Afkomstig uit het verre, onbereikbare Westen, de oorsprong van hun muzikale dromen, was ik voor hen een gezant en bondgenoot in één. Ik kon aardig uit de voeten op de drums en samen maakten we muziek, op onze kamer - zij met een gitaar, ik met mijn knieën en tafelblad als slagwerk - en een enkele keer zelfs op een podium in de stad. Een paar van de Westerse studenten op de flat hadden een walkman bij zich en Serjozja, een van mijn drie kamergenoten, benutte elke gelegenheid om met zo’n nieuw apparaatje mijn cassettebandjes af te luisteren. Neil Young vond hij maar niks, van ons eigen Hollandse Kayak kreeg hij geen genoeg. 

Serjozja luistert naar Kayak.

Het repertoire bij ons op de flat was gemengd. Ik genoot van de Russische liedjes, sommige zelfgemaakt en populair in kleine kring, andere alom bekend, zoals Maroesja, uit de film Ivan Vasiljevitsj verandert van beroep. John Lennon kwam natuurlijk ook voorbij, gevolgd door Supertramp en de Eagles. Raadselachtig was de herkomst van een Amerikaans nummer waarvan titel en tekst me helaas zijn ontschoten. Het stond op het repertoire van het Muzikaal Collectief van de Anglo-Romaanse Faculteit, het koortje met gitaar waar Serjozja en Vitja af en toe mee optraden. Ik zat een keer in de zaal, de eerste akkoorden klonken en om me heen werd geapplaudisseerd: het liedje werd herkend, daar in de Russische provincie. Ik had er nog nooit van gehoord. Het Muzikaal Collectief kwam er zelfs een keer mee op de stadsradio van Voronezj, ze hadden twee talentenjachten gewonnen en dat was de hoofdprijs. Serjozja was ambitieus met zijn optredens, té ambitieus, vond Vitja, en dat zou leiden tot een breuk.      

De Nederlandse en Engelse studenten verzamelden zich af en toe op een van de kamers om naar de BBC te luisteren, naar een popprogramma met de top-zoveel. Naarmate ons verblijf in Rusland vorderde, ging het muzikale contact met het vaderland verder verloren; nieuwe artiesten zeiden ons niks, nummers die voorbijkwamen hoorden we meestal voor het eerst. Het was illustratief voor het isolement waarin we waren beland. De Russen hadden daar permanent mee te maken en dat leidde tot een verrassende ‘pop-hiërarchie’: kleinere acts die toevallig door dat isolement heen waren gebroken, konden net zo populair zijn als bands die in het Westen volle stadions trokken. In juli 1981 publiceerde het Tsjechoslowaakse blad Melodija een lijstje met de tien populairste bands in Rusland: Pink Floyd, ABBA, Smokey, Boney M, Space, Beatles, Arabesque, Queen, Bee Gees en Eruption.

Ondertussen kreeg ik van het thuisfront, mijn studentenflat in Utrecht, beelden toegestuurd van zaken die voor mij in Voronezj volstrekt onbereikbaar waren: de nieuwe elpee van U2 en een pot pindakaas.

Wie op zoek was naar Westerse elpees, kon in Voronezj op zondagmorgen terecht in een van de buitenwijken, waar op een kaal veldje vraag en aanbod elkaar ontmoetten: de zwarte boeken- en platenmarkt. Ik nam er een keer een kijkje. Jongelui boden hun waar aan, in geopende tassen of gewoon met een stapeltje onder de arm. Tassen werden ook opgehangen aan boomstammen, zodat klanten zelf konden snuffelen. De duurste elpee die ik er tegenkwam was Lovedrive van de Scorpions, een vrij nieuw exemplaar: 80 roebel, bijna de helft van het gemiddelde maandloon. Een eindje verder hing Black and Blue van de Rolling Stones in een boom voor maar 30 roebel, maar die was duidelijk al grijsgedraaid. Een nieuw exemplaar van The Wall van Pink Floyd was kort na verschijnen, zo werd me verteld, voor 100 roebel van eigenaar gewisseld.

Studentenbandjes stuitten steeds weer op praktische problemen. Instrumenten en oefenruimte waren schaars. Serjozja en een paar maten – ik was er ook bij – dachten op de universiteit een plekje gevonden te hebben om wat liedjes in te studeren. Halverwege het tweede nummer ging de deur naar een aanpalend zaaltje open. Een docente - er werd college gegeven - zei met een licht verwilderde blik: “Ребята, вы нам здорово мешаетe!” (Jongens, we hebben behoorlijk last van jullie!) Taalkundig was het een opsteker – die uitdrukking was nieuw voor me en ik ben ‘m nooit meer vergeten – maar we moesten wel uitzien naar een andere repetitieruimte. Bij een volgende gelegenheid, dit keer met een paar vrienden van Vitja, kreeg ik een mooi compliment. Het was ergens op een bedrijfsterrein. Of buitenlanders daar mochten komen wisten we niet, maar bij lastige vragen moest ik maar zeggen dat ik uit Estland kwam. Er stond een drumstel en ik speelde een nummertje mee. Ik sprak mijn muzikale wortels aan, in de jaren zestig gevoed door The Who, de Stones en The Easybeats. Na mijn strakke bijdrage sprak de gitarist lovend: “Молодец, ты знаешь что такое - rock ‘n roll!” (Goed zo, jij weet wat rock n roll is!) Over een gedenkwaardig optreden van onze boys van de studentenflat op een bruiloft in de kantine van een vleesverwerkende fabriek schreef ik eerder een aardig stukje.  

Gebrek aan goede instrumenten, aan oefenruimte en een serieus podium duwden Serjozja in de richting van een grotere band. Die trad op onder de vleugels van de Komsomol, de officiële jongerenbeweging die de muzikale (en andere) verlangens van de jeugd binnen veilige kaders trachtte te houden. Serjozja kreeg in die band de beschikking over een goede elektrische gitaar, er was een gedegen mengpaneel en optredens waren voor een groter publiek. Hij betaalde er wel een prijs voor: de vrijheid was minder, het repertoire stond onder veel striktere controle. Vitja kon zijn afkeer nauwelijks verhullen. In zijn ogen had de ambitieuze Serjozja verraad gepleegd en zijn ziel verkocht aan de duivel. Ik koos geen partij, al lag mijn sympathie toch vooral bij Vitja. Het kwam niet meer goed tussen die twee.

Vitja in Novosibirsk. Het cadeautje dat ik had meegenomen, trok hij meteen aan.

Anderhalf jaar later, met Voronezj alleen nog als herinnering, kwam ik in het verre Novosibirsk, de woonplaats van Vitja. Waarom hij indertijd helemaal in Voronezj was gaan studeren, was me nooit duidelijk geworden. “Ik had in Novosibirsk te veel foute vrienden”, was het enige wat hij daarover kwijt had gewild. Natuurlijk zocht ik hem op. Mijn komst had ik niet aangekondigd en zijn mond viel open toen ik plots voor de deur stond. Zijn zus bleek die dag jarig en dat vierden we ‘s avonds met de hele familie meer dan uitbundig.        

Ach, Vitja. Hoe zou het met hem zijn? Hoe is hij de jaren negentig doorgekomen? Alleen al voor hem zou ik nog eens terug moeten naar Novosibirsk. 

 Hier deel 2.