VITSJ van Vsevolod Benigsen: een knuppel in het hok van dissidenten en liberalen.

(Eerste publicatie: 26-9-2011)

Vorig jaar schreef ik een lovend stukje over Genatsid, het prozadebuut van Vsevolod Benigsen. Ik las daarna nog Rajad, zijn volgende boek, wat me niet kon boeien. Ik besloot Benigsen links te laten liggen. Tot zijn naam opdook in een aantal bozige artikelen – waarop Benigsen reageerde - en er zelfs een rondetafel aan hem (en aan het boek Zelenyi sjater van Ljoedmila Oelitskaja) werd gewijd. Aanleiding voor die reuring was Benigsens nieuwe boek VITSJ (ВИТЧ). Ik besloot ook dat dan nog maar te lezen.

Benigsen neemt in VITSJ de dissidenten uit de jaren zeventig op de hak. Een aantal van hen mag vertrekken naar Duitsland. Het blijkt een opzetje van de KGB. Het vliegtuig brengt de groep naar een gesloten stad in de USSR, waar ze, volledig geïsoleerd, simpele baantjes en woonruimte krijgen. Ze mogen verder doen en laten wat ze willen: boeken schrijven, schilderen, een krant uitbrengen, tot de buitenwereld dringt het toch niet door.

De dissidenten blijken een zielig stelletje egoïsten. Dommig principieel hebben ze zich jarenlang vastgebeten in hun strijd tegen een verderfelijk regime. Nu ze in een vacuüm zijn beland, richten ze hun pijlen vooral op elkaar. Erger nog wordt het, wanneer midden jaren tachtig de teugels worden gevierd. De groep ervaart dat als een belediging en eist binnen de gesloten stad een strenger regime. Wanneer de USSR ophoudt te bestaan en iedereen mag vertrekken, nemen de nog in leven zijnde dissidenten de bewaking over. Ze laten zich hun rol van vrijheidstrijders niet zo maar afnemen!

 Benigsen gaat nog iets verder. De dissidenten waren dragers van het Immunodeficiëntie Virus van een Talentvol Mens, ВИТЧ in de Russische afkorting, wat maar één letter scheelt met de Russische afkorting (ВИЧ) voor HIV. Dragers van dat virus zakken creatief en artistiek weg in grijzige impotentie. Ze verliezen zich in een strijd tegen de machthebbers, terwijl ze zich beter zouden kunnen bezighouden met hun eigenlijke ‘opdracht’: schrijven, schilderen, enzovoort. Via de dissidenten uit de jaren zeventig heeft dat virus zich in Rusland kunnen verspreiden onder de rest van de intelligentsia, die daar bepaald nog niet van genezen is.

Tja, als je zoiets opschrijft in Rusland, krijg je gedonder. Ik ga hier niet die hele discussie samenvatten. Ik lees literatuur om ontroerd te worden, niet om meegezogen te worden in een kampenstrijd over de positieve en negatieve aspecten van de dissidentenbeweging in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik beperk me tot Benigsens verdediging. Volgens hem zijn de liberalen van nu, die zich zien als erfgenamen van de dissidenten en zijn boek afbranden, net zo onbuigzaam en ineffectief als de dissidenten indertijd. Hun manier van denken is typisch Sovjet: niet tot compromissen in staat. (Volgens mij is dat typisch Russisch, maar laat u mij er alstublieft buiten.)

Benigsen: “Ik heb niet geschreven over kunstenaars als de uit de USSR verjaagde Vojnovitsj of Ljoebimov, die zijn staatsburgerschap verloor – die dachten juist buiten de Sovjet/anti-Sovjet-sjablonen om – maar over diegenen die in plaats van scheppend bezig te zijn, hun van god gegeven gave (als die er was) opofferden voor een strijd met de macht.”

Leest u Genatsid en laat de rest van Benigsen maar zitten, tenzij u met een studie over dissidenten bezig bent, natuurlijk.